Natuurlijk Antropologie /// Klimaatverandering
Sacha Tijmstra –
Het is ironisch dat ik, als antropoloog-in-wording, mij het liefst begeef op plekken waar geen mens te bekennen is en ik de omgeving slechts deel met bomen, mos, eekhoorntjes en vogels. Dat ik, die cultuur bestudeer, tijdens college wegdroom naar de bergen in Canada, alle nationale parken die ik wil bezoeken, de elanden en de beren. Dat ik de hele dag gelukkig ben als ik tijdens mijn morning run een ijsvogel heb gespot. Daarom schrijf ik vanaf heden regelmatig een column over de natuur: het nut ervan, de betekenis ervan, het gevaar dat het loopt; en dat allemaal vanuit antropologisch perspectief, om de lezer, en ook mezelf, ervan te overtuigen dat de natuur ook in antropologie zijn relevantie vinden kan.
Klimaatverandering
Laat ik jullie in mijn eerste blog over antropologie en natuur meteen maar meenemen naar the elephant in the room: klimaatverandering. Klimaatverandering, nadat het werkelijke bestaan ervan lange tijd betwijfeld is, gebeurt nu toch echt. Het is een mondiale ontwikkeling, eentje die alle plekken op de wereld treft, op sommige plekken nu al meer dan op andere. Wij hebben dit jaar te maken met een op z’n zachts gezegd wispelturig klimaat en het is het warmste jaar in drie eeuwen maar op de Noordpool bedreigt het smeltende zee-ijs al de ijsbeer. Dan zou je zeggen: wat heeft klimaatverandering nou met antropologie te maken?
Klimaatverandering heeft niet alleen te maken met de verandering van klimaat en natuur an sich. Het gaat ook gepaard met gelijkheid, mensenrechten en gerechtigheid. Dit zal ik uitleggen aan de hand van de Canadese Inuit die boven de poolcirkel leven.
De Canadese Inuit, een inheemse bevolkingsgroep in Canada, leven traditioneel van de jacht en zijn daarvoor afhankelijk van de Arctische wateren en het ijs. Daarom zijn zij nu zeer kwetsbaar voor klimaatverandering. Het smelten van poolijs zorgt bijvoorbeeld voor het verminderen van diersoorten en aantallen waar ze op kunnen jagen. Daar zij voornamelijk hondensleeën als vervoer gebruiken en zichzelf voorzien in onderhoud, dragen zij zelf nauwelijks bij aan klimaatverandering. Daar kom ik dus al bij het eerste punt: gelijkheid. Klimaatverandering wordt ongelijk geïnduceerd en gedistribueerd. Waar de Inuit dus zeer weinig bijdragen aan klimaatverandering, zijn zij een van de meest kwetsbare groepen voor de gevolgen ervan.
Daarna komt dan gerechtigheid om de hoek kijken: de landen of groepen die wel zoveel bijdragen aan klimaatverandering, zouden die dan niet iets moeten doen om de kwetsbare groepen te beschermen? Ondertussen heeft de Canadese overheid het namelijk te druk met het uitoefenen van soevereiniteit over haar Arctische gebieden omdat er nogal wat olie en gas onder het ijs vandaan komt nu het smelt. En wat betreft mensenrechten: overtreden we nu geen mensenrechten omdat we indirect het bestaan en levensonderhoud van groepen ondermijnen?
En dan komt antropologie aanhuppelen: wij, antropologen, kunnen hier namelijk iets mee! Met onze holistische onderzoekswijze kunnen wij namelijk kijken hoe klimaatverandering op lokale schaal gevolgen heeft, hoe we die gevolgen kunnen verlichten of hoe de Inuit geholpen kunnen worden met het aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering.
Dit verandert bij de antropoloog dan ook meteen het banenperspectief.