De Sporthoek van Spaans /// Van Zakenman tot Oliesjeik

Ernst Spaans –

Speciaal voor de Cul schrijft Ernst elke maand een column over sport met een klein antropologisch tintje. Vandaag een verhaal waarin de sport wat meer; maar dat tintje wat minder aanwezig is. Daarnaast een interessante vergelijking.

Sulaiman Al-Fahim, Andre Lieshout, Roman Abramovitsj en Hui Wang. Zomaar vier mannen; van ondernemer tot advocaat en van oliesjeik tot zakenman. Vier mannen met geld; maar ook vier mannen met een gezamenlijke bezigheid. Aan u de vraag welke. En aangezien ik de beroerdste niet ben, zal ik u helpen en een niet te missen voorzet á la Lionel Messi geven. Tot zover. De op het oog arbitrair uitgekozen personen, zijn namelijk allemaal eigenaar van een Europese voetbalclub.

Het hoe en waarom achter de aanschaf van een club is niet altijd eenduidig. Sommigen hebben een overdosis aan financiële middelen en weten van gekkigheid niet meer wat ze met hun centen aan moeten, anderen willen gewoon een speeltje om hun naam aan te verbinden. Vooral bij de hors categorie-rijken zoals Abramovitsj (eigenaar van Chelsea FC te London), liggen de redenen vaak in de ideologische richting: door middel van een kapitaalinjectie de club weer financieel gezond maken. Deze man heeft daarnaast hart voor het spelletje en probeert samen met anderen binnen de club het voetbal naar een hoger niveau te brengen. Het begrip ‘geld uitgeven als hobby’ krijgt onder deze vermogende mannen een nieuwe betekenis; spelers gaan over de toonbank voor vijftig, zestig miljoen euro en worden aangekocht als dagelijkse broodjes bij de Appie. Maar het helpt: het spel verbetert en de hoogst haalbare prijs wordt na jaren werken en investeren binnengehaald. De successtory voor de club haar eigenaar is een feit.

Helaas heb ik het, vanwege het in de kiem smoren van mijn voetbalcarrière, alsmede wegens mijn desinteresse voor de oliebusiness, nooit tot buitensporig duur ‘AH broodje’ of clubeigenaar kunnen schoppen. Ook de semi-monopoliepositie positie die voetbalclubs op het gebied van exorbitant rijke eigenaars bezit, werkt de instroom van deze tennisser in hart en nieren binnen deze wereld niet in de hand.

Het investeren in een club en daar indirect wat voor terug willen krijgen in de vorm van naamsbekendheid of goed spel. Doet u dat ergens aan denken? Aan een in onze samenleving voorkomend fenomeen? Niet?

Ik verlos u uit uw lijden: naar mijn weten staat het gelijk aan ‘het verzorgen van vrouwen, door rijke mannen’.

Hoezo deze vergelijking? Dat ga ik duiden.

De clubs, evenals de vrouwen, worden door de machtspersoon in kwestie met heel het hart verzorgd. De afhankelijke krijgt alles wat haar hartje begeert en geld speelt in niets een rol. Daarnaast lijkt het in beide kwesties in eerste instantie een irreprociële relatie, maar in vele gevallen willen de mannen met geld er toch prijzen; en in het geval van de sugerdaddy een lichamelijke prijs voor terug. Het zijn allen investeringen voor dat beetje meer plezier in het leven.

Kunnen we daarom stellen dat voetbalclubeigenaars veredelde sugerdaddies zijn, die het als ‘echte’ sugardaddy net niet gehaald hebben?

Lees in de papieren Cul nu ook het hieraan gerelateerde artikel van Sacha over sugardaddies.

 

 

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.