440 Hertz
Er was een wereld die door 440 Hertz uit balans raakte.
Er waren beestjes die leken op kleine grijze staartjes en die in stofdeeltjes uiteenvielen als je ze platdrukte. Ze vielen op mijn dekbed uit boeken die ik voor het slapengaan opende. Af en toe sloeg ik net snel genoeg de boeken dicht. Ik vond ze onder mijn bureau toen ik daar, ondersteboven gehangen, met een zaklamp scheen. Ik plette ze met de zaklamp, waarna het even donker werd en daarna weer licht.
Er waren glazen doosjes gevuld met versnipperde papiertjes die gesloten werden met zilveren dekseltjes. Daar stopte ik de zilvervisjes zorgvuldig in.
Er was een gevoel de kleine dingen te willen beschermen tegen de grote dingen.
Er waren glazen doosjes gevuld met versnipperde papiertjes die gesloten werden met zilveren dekseltjes zonder luchtgaatjes.
Er waren vlindernetjes in de zomerzon die vlinders vingen die gered moesten worden van de natuur.
Er was vleugelstof die tussen de nerven van de netjes kwam en de vlinders voor altijd bij ons hield.
Er was een dag dat iedereen vroeg ‘wat ga je stemmen’ en ik die zei ‘de Partij van de Dieren’. Iemand lachte ‘zou je dan ook op partij van de mug stemmen’. Ik zei dat ik een tijdje lang geen vrouwtjes muggen doodde, omdat ik ergens had gelezen dat het moedermuggen waren die bloed ophaalden voor hun pasgeboren jongen. Ik vertelde dat ik slapeloze nachten en vele rode bulten later maniakaal om me heen had geslagen.
Er waren schaaltjes met kaas en worst waar wij in een kring omheen zaten. Mensen die op stoelen schoven en hun drankje steeds weer vol lieten schenken. Mensen die het dan als hun taak zagen om sfeer te maken door de ruimte te vullen met onschadelijke woorden.
Er waren dingen die we tegen elkaar wilden zeggen, maar die we niet zeiden omdat we het gezellig wilden houden.
Er waren momenten waarop de dingen die we niet zeiden zo sterk aanwezig waren, dat ze de dingen die we wel zeiden bezielden.
Er was het laatste slokje jenever dat mijn opa altijd aan het huilen maakte.
Er was een weg die onderbroken werd door een stoplicht, waar ook onze wegen zich scheidden.
Er was een moment dat hij op het fietspad stond en ik net iets hoger op de stoep.
Er was het stoplicht dat, toen ik mijn ogen dicht had en mijn armen om hem heen, op groen sprong.
Er was een man die laag boven zijn stuur hing en riep ‘verliefd zijn doe je niet voor een stoplicht’.
Er was het stoplicht dat van kleur verschoot.
Er waren rondjes die ik liep op het dijkje achter het huis van mijn opa en oma.
Er waren bankjes langs het pad die naast bomen, langs meertjes en tussen het gras geplaatst waren. Beklad of onbeschreven, verweerd of van plastic. Twaalf in totaal.
Er was het idee dat geen van deze bankjes willekeurig geplaatst moesten zijn. En dat het uitzicht van alle twaalf speciaal voor de voorbijgangers geselecteerd was.
Er waren momenten op alle twaalf de bankjes waar ik het gevoel had door de ogen van iemand anders te kijken.
Er was 432 Hertz.
mooi T!