We hebben de deur opengezet voor geweld
Tekst /// Katarina Schul & Mark Middel
Hoofdbeeld /// Josia Brueggen
’Ik moet Nederland goede adviezen geven’, zegt hoogleraar Paul Cliteur. En dat poogt hij te doen door regelmatig in de media te verschijnen, boeken te schrijven en op te dagen als getuige-deskundige in het proces Wilders. In zijn recente werk staat het spanningsveld tussen godslastering en de vrijheid van meningsuiting centraal. Een interview met een rechtsfilosoof over de grenzen van vrijheid van meningsuiting en – misschien wel belangrijker – over wie die grenzen stelt.
De universiteit loopt als een rode draad door het leven van Paul Cliteur. Waar hij begon als student filosofie (UvA) en rechten (VU), daar is Cliteur nu hoogleraar Encyclopedie van de Rechtswetenschap aan de Universiteit Leiden. Maar ook buiten de universiteit is Cliteur een bekend gezicht: hij was twee jaar lang televisiecolumnist voor het programma Buitenhof, schreef columns in Trouw en heeft meerdere boeken gepubliceerd. Daarnaast was hij lijstduwer voor de Partij voor de Dieren en is hij betrokken bij de partij van zijn promovendus Thierry Baudet, Forum voor Democratie. In zijn nieuwe boek Bardot, Fallaci, Houellebecq en Wilders (2016) betoogt Cliteur dat de vrijheid van meningsuiting in Europa verdedigd moet worden. De rechterlijke vervolging van islamcritici, zoals Geert Wilders in Nederland, vormt een grote bedreiging voor de vrijheid van meningsuiting, aldus Cliteur. Het is dan ook niet verrassend dat Cliteur optrad als getuige-deskundige in het proces Wilders, waarin de politicus wordt vervolgd voor zijn ‘minder-minder’-uitspraak.
De rechtszaak tegen Wilders is in een bunker. Waarom? Omdat er een Nederlandse politicus is die iets heeft gedaan waardoor hij een belangrijk doelwit is geworden van internationaal terrorisme
U sprak dat het ‘een plicht’ was om op te treden als getuige-deskundige in het proces Wilders, waarom?
‘Een hele hoop mensen wilden om allerlei redenen niet. Ze wilden niet met Wilders geassocieerd worden, waren bang voor reputatieschade of vreesden eventuele geweldpleging of digitale steniging. Ik hoef niet zoveel carrière meer te maken en kon het me nu wel permitteren. Ik ben het eigenlijk wel een beetje aan het land verplicht.’
De vervolging van Wilders om de ‘minder-minder-Marokkanen’-uitspraak had niet plaats mogen vinden?
‘In het wetboek staan beperkingen op de vrijheid van meningsuiting. Hele belangrijke beperkingen staan bijvoorbeeld in artikel 137c en 137d (respectievelijk de wet tegen groepsbelediging en de wet tegen aanzetten tot haat, discriminatie of geweld, red.) van het Wetboek van Strafrecht. In het strafrecht moet je in beginsel wetten restrictief interpreteren, in de zin van: het mag niet verder gaan dan wat er daar staat. Dus als in artikel 137c en 137d “ras” staat, dan is dat “ras” en niet “nationaliteit”.’
Marokkaan is geen ras, maar een nationaliteit. Dus Wilders had niet vervolgd mogen worden?
‘Inderdaad.’
Bent u dan ook voor absolute vrijheid van meningsuiting?
‘Nee, ik erken dat er beperkingen zijn op de vrijheid van meningsuiting en die staan in het wetboek. Maar die beperkingen moeten worden afgedwongen op basis van wat er in het wetboek staat en niet door de sharia of meneer Bin Laden of Al Baghdadi of welke andere Islamistische geestelijke.’
Zouden de beperkingen op de vrijheid van meningsuiting, zoals de wet tegen groepsbelediging en de wet tegen het aanzetten tot haat, discriminatie en geweld afgeschaft moeten worden?
‘Nee, ik ben niet voor afschaffing. Al was het alleen maar dat er in die artikelen ook is vastgelegd dat je niet mag aanzetten tot geweld. En dat vind ik een legitieme beperking van de vrijheid van meningsuiting. Ik vind wel dat er kritisch naar deze artikelen gekeken moet worden.’
Terrorismedeskundigen hebben nauwelijks aandacht voor de religieuze motivatie, sterker nog, men bagatelliseert dat
Het is wel moeilijk te bepalen wanneer iemand aanzet tot geweld.
‘Dat klopt. Er moeten dan bijvoorbeeld voorbereidings-handelingen zijn getroffen voor geweldpleging. Als Geert Wilders had gezegd: “Ik wil minder Marokkanen in Nederland” en het had gespecificeerd met “dat betekent ook dat de burgemeester van Rotterdam moet worden uitgezet en we met geweld moeten reageren op Marokkaanse jongeren” – dan zou hij er in de buurt van komen. Maar ik heb dat nog niet gehoord. Ik vind verder dat we naar de context moeten kijken van de penibele situatie van de vrijheid van meningsuiting. De rechtszaak tegen Wilders is in een bunker. Waarom? Omdat er een Nederlandse politicus is die iets heeft gedaan waardoor hij een belangrijk doelwit is geworden van internationaal terrorisme.’
In uw publicaties spreekt u vaak over de term ‘theoterrorisme’, waarin verschilt deze term van andere vormen van terrorisme?
‘Theoterrorisme is terrorisme gebaseerd op een bepaalde geloofsopvatting. Er zijn veel verschillende theorieën over terrorisme, maar die zijn over het algemeen gebaseerd op een politieke overtuiging. We worden tegenwoordig geconfronteerd met mensen die geweld gebruiken omdat ze een bepaalde religieuze overtuiging hebben. Mijn punt is dat de Nederlandse overheid theoterrorisme veel serieuzer zou moeten nemen. Dat doen ze nauwelijks. Terrorismedeskundigen hebben nauwelijks aandacht voor de religieuze motivatie, sterker nog, men bagatelliseert dat. De standaardopvatting is dat het religieuze een dun laagje vernis is en dat terrorisme seculier beschouwd moet worden. Alle verklaringen zijn wat mij betreft welkom – politieke overtuiging, frustratie, slechte kansen op de arbeidsmarkt en ontworteling van de maatschappij – ik ben alleen puzzled dat de religieuze factor systematisch onderbelicht wordt. We kunnen het theoterrorisme niet seculariseren.’
Dus religie is niet een kader waarbinnen de terroristen hun daden rechtvaardigen, maar religie is juist de oorzaak?
‘Ja, dat is een oorzaak. Maar de meeste mensen met een religieuze achtergrond radicaliseren niet.’
En hoe perkt het theoterrorisme dan de vrijheid van meningsuiting in?
‘Als Salman Rushdie zou moeten beslissen of hij de tweede versie van zijn Duivelsverzen zou moeten uitgeven, dan denkt hij wel twee keer na. Dat betekent dat de beperkingen op de vrijheid van meningsuiting tegenwoordig niet alleen maar bepaald worden door wetboeken, maar door terroristische groeperingen of individuen. Er zijn natuurlijk ook mensen die zeggen dat Rushdie kwetste om te kwetsen, maar hij kwetst juist om de vrijheid van meningsuiting hoog te houden. Het zijn tegenwoordig vooral kunstenaars, cabaretiers en cartoonisten die in feite de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens hoog houden. En dat geeft dus aan dat de rechtbank de schouders onder de vrijheid van meningsuiting moet zetten, want anders gaan we die verliezen.’
Er zit een bepaald soort radicalisering in de islam die je op dit moment veel minder in het christendom of jodendom vindt
U gebruikt opvallend veel islamitische voorbeelden van theoterrorisme, waarom?
‘Ik denk dat er in de centrale uitgangspunten van het jodendom, christendom en de islam problematische kanten zitten. Een voorbeeld hiervan is de moraal die sterk afhankelijk wordt gemaakt van godsdienst. Iets is pas moreel als het een basis vindt in de wil van God. Dat is in het jodendom en christendom tegenwoordig heel sterk verdampt, die zijn door een secularisatieproces gegaan. Maar die secularisering vind je minder binnen de islam. Wat niet wil zeggen dat die hele islam verkeerd is, of dat alle moslims problematisch zijn. Maar er zit een bepaald soort radicalisering in de islam die je op dit moment veel minder in het christendom of jodendom vindt. Ik was bijvoorbeeld in het Joods Historisch Museum en daar trof ik een boekentafel aan met allerlei boeken die kritisch ten opzichte van het jodendom staan. Heb je dat binnen de islam ook? Ik ben geneigd om te denken: minder.’
Hoe ziet u dan die secularisering van de islam voor zich?
(Stilte) ‘Dat weet ik niet. In ieder geval moeten de monotheïstische godsdiensten af van de goddelijke bevelstheorie van de moraal. Ze moeten dus leren dat het mogelijk is om in een moreel esperanto te spreken. Dus spreken in een morele taal, die niet gekoppeld is aan godsdienst.’
Hoe blijven we minderheden beschermen binnen onze democratie?
‘Door moraal, respect en netheid moet je minderheden beschermen. De vraag is echter of je minderheden moet beschermen door een speciale godsdienst extra juridische bescherming te geven die andere godsdiensten ontberen.’
En de islam heeft dat?
‘Juridisch gezien wordt de islam niet beter beschermd dan het christendom, maar op islamkritiek heerst wel een groter taboe dan op kritiek van het christendom.’
En het christendom heeft die extra juridische bescherming niet?
‘Het christendom niet.’
En het jodendom ook niet?
‘Hindoeïsme, boeddhisme, allemaal niet. Er is geen mens die bezorgd is om anti-boeddhistische cartoons. Ik wil altijd wel een beetje bij de islam wegblijven en ook bij de term moslims. Ik vind dat het islamisme, de politieke vormgeving van bepaalde elementen van de islam, en theoterrorisme een te vriendelijke behandeling krijgen van de overheid hier in Nederland.’
Bent u zelf bang?
‘Ik vind dat het juiste woord niet. Het is wel zo dat ik rationele calculaties maak. Ik zou nooit meedoen aan een heftige discussie over de islam. Ik raad het ook iedereen af. Ik heb intuïties en verbeeld me dat die intuïties mij beschermen. Het enige wat ik voor ogen heb is dat ik vind dat ik Nederland goede adviezen moet geven. En we hebben op dit moment toch een beetje de deur opengezet voor geweld.’
In november verscheen het boek ‘Bardot, Fallaci, Houellebecq en Wilders: gerechtelijke vervolging van religiekritiek en vreemdelingenvrees’ waarin Paul Cliteur ingaat op de juridische processen van religiecritici en voor de verdediging van de vrijheid van meningsuiting pleit. Uitgeverij De Blauwe Tijger, €22,-.
Goed interview.
Bedankt!
Groetjes, Tijdschrift Cul