Tête à tet: ‘En dan nu je laatste en allerbelangrijkste vraag!’

Tekst /// Peer van Tetterode

Wie ben jij eigenlijk? Wat kom je hier doen? Denk je echt dat wij deze vragen kunnen beantwoorden? Zit je in het eerste jaar van je studie? Wat denk jij eigenlijk te weten over alcoholisme? Elke samenleving heeft zo zijn uitlaatklep. Jij komt toch uit Nederland, daar mag toch alles? Het is een greep uit de vragen die ik kreeg toen ik vergezeld door een studente van de faculteit Nederlands, artsen en medewerkers van alcoholverslavingsklinieken in Sint-Petersburg benaderde voor een reeks interviews.

Ik heb misschien wel meer wedervragen moeten beantwoorden dan dat ik vragen gesteld heb, een vreemde werkwijze als jij de interviewer schijnt te zijn. Sommige benaderden vroegen om allerlei details over degene die ik wilde interviewen. Mannen, vrouwen? Leeftijd? Hoeveel? Haar of kaal? Glutenallergie of plastic zak over hun hoofd? Katten of hondenmens? Hoeveel gaatjes mogen ze hebben in hun gebit? Flexitariërs of van die types die half aangekleed naar de dichtstbijzijnde supermarkt rennen om wat plofkip te scoren als hun partner niet kijkt? Staatstelevisiekijkers of pussy riot satanisten?

Natuurlijk heb ik tot in de puntjes beschreven naar wat voor soort ik op zoek was. Het leek zo simpel, mensen die… ja… god… oja… in de kliniek werken en mij wat kunnen vertellen over hun ervaringen met hun patiënten, en heel, héél misschien zou ik iets willen weten over hoe het staatsbeleid terug te zien is in de kliniek. Na twee weken kreeg ik antwoord. ‘Ok mag ik dan je vragen zien?’. Vooruit… Alle vragen vertalen naar het Russisch… Twee weken later…  Sorry, maar deze vragen zijn echt niet relevant, deze vragen moet je een politicus voorleggen, geen arts: artsen weten dingen over medische zorg, politici weten dingen over beleid. Veilige reis terug naar Amsterdam!’.
Ja, en broden weten zeker niets over bakkers…

Toegangsproblemen noemen antropologen het. En wat doe je er mee? Beleefde mailtjes schrijven. Maar alsnog erg weinig, als je de taal niet goed genoeg spreekt en je niet zelf kan bellen, kan je alleen geduld hebben en werken als een trekpaard. Ik word er hopeloos van. Het is erg frustrerend om twintig keer ‘njet’ te horen, maar een ‘da’ wordt er wel mooier van. Dan zit je opeens in een stoel op een plek die je niet kent en dan mag je vragen stellen over dingen die jij interessant vindt. Wat een privilege! Wat een belangrijk figuur, hij wordt wel honderd keer gebeld in ons gesprek, hij moet wel veel weten. ‘En dan nu je laatste en allerbelangrijkste vraag.’ Maar hè, is de tijd nu al om? Belangrijkste? Kwamen de andere vragen over als onbelangrijk?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.