‘Spermaklodders en behaarde vulva’s horen er ook bij’

Tekst: Floor van der Wulp

Beeld: Oscar Slagveer

Daar stond ik dan als prepuberale tiener voor de klas met mijn zelfgemaakte poster. Dertig leerlingen staarden naar de afschrikwekkende plaatjes van door soa’s aangetaste genitaliën. Ik kon eerder een druiper herkennen dan dat ik wist wat het betekende om iemand leuk te vinden. ‘Seksuele voorlichting is heel erg gefocust op veilige seks, wat heel belangrijk is, dat moet je niet onderschatten, maar het is gewoon jammer dat het zich bijna alleen daartoe beperkt.’

Onze eerste introducties in seks zijn divers, maar vaak alles behalve accuraat. Van porno leer je dat seks altijd rauw en hard is met veel gekreun en natuurlijk veel orgasmes. Over een orgasmekloof of het feit dat seks niet altijd draait om een hoogtepunt bereiken, heb je dan nog niets gehoord. Van de films die je kijkt krijg je mee dat seks romantisch is en altijd soepel en perfect verloopt. Je leert dat seks eindigt met een man en een vrouw die hijgend en gelukkig in bed liggen nadat ze net tegelijkertijd zijn klaargekomen. Klinkt goed! Maar waar zijn de spermaklodders op de lakens of de pauze om het condoom om te doen? Waar zijn de koppels die niet binnen de binaire heteronorm vallen? Gelukkig is er seksuele voorlichting: dat zal je vast een genuanceerder beeld van seks meegeven! Zelf leerde ik tijdens mijn seksuele voorlichting echter vooral dat seks eng is en dat er van alles mis kan gaan. Ik kreeg als het ware een zwaard in mijn handen gedrukt om als een ninja de soa’s en zwangerschappen van me weg te slaan, nog voordat ik ooit maar interesse in romantische liefde had getoond.

Het is fijn dat scholen er met seksuele voorlichting zo vroeg bij zijn en het onderwijzen van veilige seks is belangrijk, maar de huidige focus op anticonceptie, soa’s en ongewenste zwangerschappen geeft een te beperkt beeld van wat seks is. Seks zal altijd een leerproces zijn, maar op dit moment wordt het jongeren onnodig moeilijk gemaakt doordat tijdens de seksuele voorlichting verhalen over echte seks ontbreken. Door het te hebben over kwetsbare en onhandige seks, grijze gebieden in plaats van zwart-wit grenzen én over seksuele diversiteit, bereid je de volgende generatie stukken beter voor op hun toekomstige seksleven.

Het controversiële idee dat seks leuk kan zijn

Ezra van der Schaaf, mede-oprichter van de stichting VOOS die zich in Nederland inzet voor leukere, explicietere en diversere seksuele voorlichting, benadrukt dat vooral plezier hebben in seks centraal zou moeten staan bij seksuele voorlichting: ‘Bij seksuele voorlichting gaat het er bijna niet over dat seks leuk kan zijn en dat seks leuk hóórt te zijn.’ Ezra legt uit dat het overbrengen van die boodschap ook indirect de gevaren die seks met zich mee kan brengen op een positieve manier aan het licht brengt: ‘Als je leert dat seks leuk hoort te zijn, dan is alles wat niet leuk of pijnlijk is geen deel van seks. Hiermee oefen je ook met grenzen herkennen. In plaats van te zeggen “je moet oppassen en niets doen wat je niet wilt”, zeg je “hé, seks hoort leuk te zijn en wat daarbuiten valt wil je dus niet”.’ Neem je als uitgangspunt dat seks leuk is, dan kan je op een positieve manier benadrukken dat je wilt voorkomen dat seks onplezierig wordt door soa’s en ongewenste zwangerschappen. Door seks vanuit deze invalshoek te benaderen, kunnen onderwerpen zoals soa’s, zwangerschappen en het aangeven van grenzen op een minder angstaanjagende manier worden overgebracht.

Waar VOOS zich focust op een leukere, meer positieve kijk op seks, vinden ze bij VOOS ook dat seksuele voorlichting diverser kan. Ook Julia Tsoy en Pascal de Haas, twee antropologiestudenten die binnenkort seksuele voorlichting gaan geven aan kinderen uit groep 7 en 8, viel dit gebrek aan seksuele diversiteit op. Julia geeft aan: ‘Seksuele voorlichting in onze tijd, grofweg tien jaar geleden, was heel binair tussen mannen en vrouwen. Meisjes worden ongesteld en jongens krijgen een natte droom. Ook nu nog wordt er vanuit gegaan dat er één standaardmodel op iedereen toepasbaar is en wordt er niet uitgegaan van seksuele diversiteit.’ Pascal liep zelf ook tegen dit eenzijdige standaardmodel aan bij zijn seksuele voorlichting op de middelbare school: ‘Ik kon me totaal niet vinden in de manier waarop ik geïntroduceerd werd met seks. Ik snapte daar gewoon helemaal niets van. Ik wist toen al dat ik homo was en het ging vooral over het vrouwelijk lichaam.’ Hij legt uit dat hij het gevoel had alsof dit voor hem niet relevant was en dat de informatie over seks tussen mannen ook behoorlijk tekortschoot: ‘Er waren drie regels die gingen over homoseksualiteit, maar verder in het hoofdstuk niet meer. Ik had toen heel veel moeite om me daar iets bij voor te stellen. Hoe werkt dit dan nu voor mij en waar moet ik op letten? Bij het bespreken van soa’s ging het ook alleen maar over hetero-stelletjes.’

Seksuele voorlichting is niet alleen heteronormatief, ook is er een duidelijk discours over de norm en de afwijkingen van de norm, normaal en abnormaal, de standaard en de rest. Het zou beter zijn om in plaats daarvan onbevooroordeeld het rijke scala aan verschillende lichamen en soorten seks te bespreken. Dit voorkomt onnodige onzekerheid, schaamte en gevoelens van abnormaliteit als een puber zich net even wat eerder, later of anders ontwikkelt dan die ene specifieke norm. Ook bij VOOS vinden ze het heel belangrijk om te laten zien hoe verschillend iedereen is, zowel qua lichaam als verlangens, maar ook om diversiteit te tonen in personen en verhalen: ‘Diversiteit heeft meerdere aspecten. Ten eerste is er diversiteit simpelweg in de personen die je ziet. Het is belangrijk dat mensen die de voorlichting volgen zich kunnen herkennen in de mensen die er staan. Maar ook diversiteit in verhalen: seks wordt op heel veel verschillende manieren beleefd dus je wilt als seksuele voorlichter een heel divers scala aan verhalen kunnen aanbieden, zodat er altijd iets tussen zit waarin iemand zich kan herkennen.’

Door scholieren één standaardmodel aan te bieden van wat seks is en zou moeten zijn, creëer je een rimpeleffect van jongeren die zich tijdens hun puberteit of later in hun leven abnormaal gaan voelen, omdat ze merken dat ze niet aan deze norm kunnen voldoen. We zien dit bij sommige biseksuelen en homoseksuelen, maar ook bij vrouwen met vaginisme, die door onvrijwillige aanspanning van hun bekkenbodemspieren niet altijd tampons of vingers in kunnen brengen en bij wie penetratie soms onmogelijk is. Als je dan is aangeleerd dat penetratie de heilige graal is waar seks om draait, kan dit je flink in de war brengen over of je wel normaal bent. Deze gevoelens van abnormaliteit kunnen leiden tot eenzaamheid, schaamte en het idee te falen. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor meisjes die laat ongesteld worden of jongeren die moeite hebben met klaarkomen.

Geen spoedcursus maar structurele aandacht

Oké, dus we willen geen condoom-estafettes waarbij brugklassers door de gangen moeten rennen om zo snel mogelijk condooms om een komkommer te doen. We willen ook geen mensen voor de klas hebben staan die de oorlog nog hebben overleefd en vragen over seks onder homo’s niet durven of kunnen beantwoorden. En hoewel slagzinnen zoals ‘zonder hoesje kom je niet in mijn poesje’ lekker catchy zijn, kunnen ze je niet vertellen dat communicatie en openheid je seksleven waarschijnlijk een grotere opkikker gaan geven dan welk seksspeeltje dan ook. Maar wat werkt dan wel?

Wat nou als we een jaarlijks terugkerende week op de middelbare school introduceren, waarbij je bij elk vak over een ander aspect van seks leert? Op de universiteit slaan woorden zoals ‘interdisciplinariteit’ en ‘diversiteit’ je om de oren, maar eerder worden die woorden vaak minder toegepast. Eigenlijk is het best gek dat seksuele voorlichting wordt gezien als onderwerp puur voor dat uurtje biologieles op de vrijdagmiddag, wanneer het overduidelijk zoveel meer omvat dan alleen het biologische aspect ervan.

Zo kan de docent economie vertellen over de rol van de overheid in toegang tot anticonceptie en maandverband. Vervolgens kan je bij filosofie het sociale construct van maagdelijkheid onder de loep nemen; immers vinden we of je ooit in een bus hebt gezeten geen fundamenteel deel van je identiteit, maar zodra het gaat over of je ooit een piemel in je hebt gehad of je piemel in iemand hebt gestoken, zien we dit als bepalend en vormend voor wie je bent. Bij geschiedenis leer je dan hoe de uitvinding van de vibrator tot stand is gekomen om ‘hysterische’ vrouwen (lees: vrouwen die durfden toe te geven dat ze een libido hadden) gemakkelijker te kalmeren én hoe dit kan verklaren waarom er nu nog steeds een taboe ligt op vrouwelijke masturbatie. Bij maatschappijleer bespreek je hoe de opvattingen over seks rondom de wereld verschillen, tijdens biologieles leer je over soa’s, anticonceptie, menstruatie en zwangerschap en de week eindigt met het kleien van een clitoris bij handvaardigheid.

Realistisch gezien is dit wellicht niet de meest haalbare seksuele voorlichting: met een nijpend lerarentekort en de coronacrisis van 2020 en 2021 hebben docenten momenteel andere prioriteiten. Het punt mag echter duidelijk zijn. ‘De kennis die ik kreeg vanuit mijn middelbare school was zo ontzettend nihil dat dat eigenlijk heel problematisch is’, is een zin die we in de toekomst niet meer willen horen uit de mond van jongvolwassenen. Seksuele voorlichting zou nooit een spoedcursusje moeten zijn, die even tussen de lessen wordt gepropt, maar een fundamenteel onderwerp waar structureel en uitgebreid aandacht aan wordt besteed. Dus geen extracurriculaire onhandigheid op de agenda, maar een terugkerend punt op de jaarevaluatie. Het is daarnaast iets wat je moet blijven ontwikkelen, telkens opnieuw moet herzien en waarop we kritisch moeten blijven.

Dus lieve docenten voor wie dit artikel een wake-up call was en die zich herkennen in de heteronormatieve en angstaanjagende manier waarop seksuele voorlichting wordt gegeven: geef je seksuele voorlichting een update en beperk jezelf niet alleen tot enge plaatjes van gonorroe en voordoen hoe een condoom om moet, want seks is zoveel meer. Laten we focussen op hoe leuk seks kan zijn in plaats van hoe eng het wel niet is, en meer aandacht besteden aan seksuele diversiteit en consent. Zoals Ezra het zo mooi omschrijft: ‘Seksuele voorlichting is nooit onbeperkt houdbaar. Het is belangrijk constant terug te blijven blikken en kritisch te blijven op je eigen lesprogramma. Door constant kritisch te blijven op waar je lespakket uit bestaat en of dat wel up-to-date is, zorg je ervoor dat je een breed genoeg perspectief blijft bieden in je les.’