Onkruid? Ja, graag!
Is onkruid goed voor je tuin? Volgens de principes van permacultuur wel. Onkruid is immers een natuurlijk onderdeel van de natuur en daarom is er geen reden om deze plantensoorten rigoureus te bestrijden. Een permacultuur is een functioneel ecosysteem waarin mens en natuur een gelijkwaardige rol spelen. Ook in Amsterdam zijn er projecten bedacht waarin tuinen ontworpen worden naar de ideeën van deze alternatieve vorm van landbouw.
Tekst // Laura Krabbe
Beeld // Naomi Veenhoven
Menig bètastudent zal hier in zijn dagelijkse wandeling van het station naar de Universiteit van Amsterdam aan voorbijlopen. Tussen de drukte van het treinspoor en de universiteitsgebouwen van het Science Park ligt Anna’s Tuin en Ruigte. Hier werd een jaar geleden een stuk poldernatuur veranderd in een buitenlaboratorium, waar geëxperimenteerd wordt met alternatieve vormen van landbouw. Permacultuur is zo’n alternatieve vorm. Dit is een bewuste manier van landschappen ontwerpen die de patronen en relaties in de echte natuur nabootst. Tegelijkertijd leveren deze landschappen een overvloed aan voedsel voor de voorziening van de lokale bevolking. Het is dus een volledig duurzame landbouwcultuur, die zelfvoorzienend is, lang meegaat en waarin de mens onderdeel wordt van het ecosysteem.
De problemen van de huidige landbouw
Permacultuur is in de jaren zeventig bedacht door de twee Australische biologen Bill Mollison en David Homgren. Toen zij dit idee introduceerden, deden ze onderzoek naar de werking van ecosystemen in de bossen van Tasmanië. Hun zoektocht naar een nieuw ecosysteem waarin de mens en natuur dichter bij elkaar komen te staan, begonnen ze gedeeltelijk als reactie op de moderne landbouwproblemen. Allereerst draagt de huidige vorm van landbouw in grote mate bij aan de uitstoot van CO2, door het gebruik van kunstmest en fossiele brandstoffen. De landbouw veroorzaakt in Nederland bijvoorbeeld 27 procent van de Nederlandse bijdrage aan het broeikaseffect.
Daarnaast veroorzaakt het monoculturensysteem, het systeem waarbij op hetzelfde stuk grond altijd hetzelfde gewas wordt verbouwd, een probleem. Er kunnen namelijk heel snel ziektes en plagen ontstaan door een gebrek aan natuurlijke diversiteit. Dieren, schimmels en bacteriën die van het gewas kunnen leven hebben altijd een enorme maaltijd tot hun beschikking. Hetzelfde geldt voor de bio-industrie waar op grootschalige wijze dezelfde diersoorten worden gehouden, met als gevolg dat ziektes snel kunnen ontstaan. Oplossingen voor deze problemen zijn giftige bestrijdingsmiddelen en antibiotica die uiteindelijk belanden in jouw bordje boerenkool met worst.
Andere problemen in de huidige landbouw zijn verwoestijning en bodemerosie door uitputting van de grond. Dit komt doordat de landbouw bestaat uit eenjarige gewassen, zoals mais, graan, rijst en tarwe. De boeren moeten daarom elk jaar opnieuw ploegen, zaaien, maaien en oogsten, met als gevolg dat ieder jaar voeding wordt onttrokken aan de bodem en de grond steeds minder vegetatie kent. Regen dringt door het tekort aan wortels niet meer door in de aarde, maar spoelt weg. Ook waait de wind de grond weg. Om de bodem nog enigszins vruchtbaar te maken wordt daarom kunstmest gebruikt, maar dit kunstmest vervuilt op zijn beurt weer het grondwater.
Terug naar de natuur
Genoeg redenen dus voor een verandering van het landbouwsysteem en daarmee van onze voedselvoorziening. Het idee van permacultuur biedt uitkomst en wel door met de natuur samen te werken. Het voorziet daarom in een functioneel ecosysteem waar de mens net zoveel deel van uitmaakt als planten en dieren. Biodiversiteit is hierbij erg belangrijk. Het is de bedoeling om verschillende soorten gewassen door elkaar heen te planten, zoals ook in de echte natuur allerlei soorten planten door elkaar groeien. Hierbij wordt er rekening gehouden met de omgeving: een permacultuur bootst de plaatselijke natuur na en de gewassen die daar al van nature voorkomen. Wanneer een permacultuur eenmaal staat, zal deze zichzelf in stand houden.
Een goed voorbeeld van een permacultuur is het Löss-plateau in China. Cameraman en ecoloog John D. Liu volgde vijftien jaar lang de enorme metamorfose die deze hoogvlakte heeft ondergaan en maakte hier een documentaire over: Hope in a Changing Climate. Op het plateau, met ongeveer de grootte van Nederland, was de begroeiing door duizenden jaren van intensieve landbouw volledig verdwenen. Ook de kuddes vee die graasden op het stuk land zorgden ervoor dat jonge bomen en struiken geen kans kregen om hier te groeien. Bodemerosie en een onvruchtbare grond waren het gevolg.
Om verdere erosie te voorkomen bedachten wetenschappers een plan om door middel van permacultuur het gebied nieuw leven in te blazen. Ze lieten vee alleen op bepaalde plekken grazen, zodat planten op andere delen de mogelijkheid kregen om terug te groeien. Op de toppen van de heuvels werden nieuwe bomen gepland. Daaronder werden terrassen van grond gemaakt voor gewassen en nog meer bomen. Onderaan de heuvels werden dammen gebouwd die overstromingen konden voorkomen en dienden als reservebron van water. De boeren werden ondertussen financieel ondersteund tijdens het herstel van het gebied. Waar het hele gebied eerst één kale, bruine vlakte was, zijn de heuvels nu rijk aan vele planten en bomen.
Permacultuur in Amsterdam
Dichter bij huis, in Amsterdam, zijn er op kleinere schaal ook projecten bedacht om permacultuur te introduceren, zoals bij Anna’s Tuin en Ruigte. Hier werkt bioloog en permaculturist João Lutufo, die in Brazilië al vele permacultuurprojecten heeft begeleid. Hij legt uit dat het hele gebied ontworpen is naar de ideeën van permacultuur. Het is bijvoorbeeld opgedeeld in verschillende zones volgens het ‘energiebeheer’, waarbij de zones oplopen van intensief gebruik naar minder energieslurpende zones. De stukken land die het meest worden gebruikt en waar vaak mensen nodig zijn, kosten het meeste energie. Dit zijn bijvoorbeeld de moestuin en het gebied waar wordt gekookt en gegeten. De ruigte en het voedselbos kosten minder energie. Het gebied is zo opgebouwd dat de energie geconcentreerd is in het midden, in de sociale ontmoetingsplaats. Van daaruit worden de zones steeds minder energie-intensief.
João wijst naar de moestuin en vertelt dat daar groenten worden verbouwd als een polycultuur. Verschillende lagen van soorten gewassen en wilde planten groeien boven en onder elkaar, waarbij de bovenste laag niet te veel zon mag tegenhouden. Steeds wordt de samenstelling van gewassen en planten veranderd, om te zien welke goed samengaan. Er vindt ook gewaswisseling plaats: waar eerst radijs stond, komt daarna bijvoorbeeld rucola. Dit zorgt voor een betere bodem en voorkomt plantenziektes. Enkel één gewas is namelijk vatbaarder voor ziektes. Achter de moestuin ligt nog een groter gebied: de ruigte. Hier mag de natuur zijn gang gaan en wordt er minimaal ingegrepen. De tuin is afhankelijk van de wilde soorten die voorkomen in de ruigte. Insecten bestuiven bijvoorbeeld de planten en vogels eten de slakken op, waardoor pesticiden niet nodig zijn.
Dit soort projecten, zelfs in dichtbebouwd Amsterdam, zijn een teken van een andere kijk op de natuur door de mens. Op deze manier wordt de dominante rol van de mens ingeperkt waarbij er beter ‘geluisterd’ wordt naar hoe de natuur het wil. Zo ontstaat er een nieuwe samenwerking tussen mens en natuur die misschien wel essentieel is voor het voortbestaan van beiden.