Olie op het vuur

Waarom angst toch wel de grootste motivatie vormde voor Trump-stemmers

Tekst: Roos Metselaar

Als je op Trump hebt gestemd, ben je een racist. Sterker nog, eigenlijk zijn de Verenigde Staten, als je kijkt naar de geschiedenis, in essentie racistisch. Dit is in het kort het argument van essayist Ta-Nehisi Coates in zijn boek We Were Eight Years in Power uit 2018. Tot dit punt is het een argument dat ik niet kan ontkennen, of dat nou door zijn sterke argumentatie, door zijn mooie manier van schrijven of door mijn eigen politieke mening komt. Volgens Coates is stemmen op Trump op geen enkele manier goed te praten. Het is niet zo dat de arbeidersklasse op Trump heeft gestemd omdat ze teleurgesteld waren in de gevestigde orde. Het is ook niet zo dat ze bang waren voor de toekomst van hun land en hun kleinkinderen. De Verenigde Staten hebben simpelweg nooit bestaan zonder racisme, en die lange traditie kwam tijdens de presidentsverkiezingen in 2016 alleen maar weer opnieuw naar voren. Als je dit ontkent, wil je de waarheid niet zien.

Zo geformuleerd is het natuurlijk een argument waar je geen kritiek op kan leveren. Wanneer je, als Amerikaan, Trump-stemmers niet als racisten bestempelt, komt dat omdat je het racisme van je eigen land niet onder ogen wil komen. Toch is de redenering van Coates niet waterdicht. Volgens Coates is er geen economische factor in het spel: stemmen op Trump komt voort uit racisme en dit is terug te zien in het feit dat de meerderheid van de witte mensen uit elke demografische groep op hem stemde in 2016. Het is belangrijk om dit argument te nuanceren. De mensen die op Trump stemden deden dit inderdaad vanuit racisme, maar dat betekent niet dat ze het niet ook deden vanuit angst en dit betekent ook niet dat klasse geen rol speelde. In het licht van de huidige Amerikaanse presidentsverkiezingen is het interessant om terug te gaan naar de reden waarom het Trump ooit is gelukt president te worden.

Bedreiging voor de witte heerschappij

We Were Eight Years in Power kan gelezen worden als een pamflet voor de erkenning van de gevolgen van structureel racisme in de Verenigde Staten. Coates pleit voor herstelbetalingen, omschrijft de uitbuiting van Afro-Amerikanen op de huizenmarkt en laat zien hoe zwarte Amerikanen door lynchpartijen hun familieleden verloren. Het hoogtepunt van zijn argument vormt zich echter rondom Barack Obama. Het opvallendste en belangrijkste argument van Coates is dat Amerikanen niet op de racistische Trump stemden vanwege hun teleurstelling in Obama, maar juist vanwege het succes van Obama als president van de Verenigde Staten. Juist doordat Obama zo makkelijk leek te kunnen integreren in de Amerikaanse samenleving en cultuur, groeide het racisme en het verlangen naar een witte president. Volgens Coates was het presidentschap van Obama voor witte Amerikanen een teken dat ze hun heerschappij verloren. Als een zwarte man zelfs de hoogste functie van het land succesvol kan bekleden, is het voor Afro-Amerikanen mogelijk elke positie te bereiken. De verkiezing van Trump was hier volgens Coates een reactie op. Het was een reactie op de bedreiging van de witte heerschappij waar de Verenigde Staten niet zonder kunnen. 

De strijd om klasse

De woorden van Coates grijpen je vast, geven je een gevoel van onrechtvaardigheid en zorgen dat dit gevoel bij je blijft. Het feit dat Coates geen wetenschapper is, maakt zijn boek in dit opzicht alleen maar sterker. Het betekent dat zijn boek een probleem meer belicht vanuit ervaring dan vanuit theorie. Zeker in de epiloog, waarin Coates stelt dat Trump-stemmers handelden vanuit puur racisme, zou het boek echter gebaat zijn bij een theoretische aanvulling. De analyse van de antropoloog Ghassan Hage kan het argument van Coates nuanceren, zonder racisme te bagatelliseren.

Hage trekt in het in 2000 gepubliceerde boek White Nation een conclusie waar Coates trots op zou kunnen zijn vanwege de schokwaarde: juist conservatieve nationalisten zijn wanhopig op zoek naar gelijkheid. Hage laat zien dat witte nationalisten het gevoel hebben dat de ideale wereld verloren gaat. In deze ideale wereld speelt klasse geen rol meer en is iedereen gelijk. Dat dit alleen gaat om witte mensen is hiervoor even niet belangrijk. Het is de wereld waarin elke witte man alle kansen binnen handbereik heeft. Het is ook de wereld waarin senator John C. Calhoun in een toespraak in 1848 spreekt: ‘Met ons is de samenleving niet langer verdeeld in arm en rijk, maar in wit en zwart; en die eerste groep, zowel de armen als de rijken, behoren tot de hogere klasse, en worden gerespecteerd en behandeld als gelijken’.

Als je wit bent, maakt het in deze wereld niet uit of je rijk of arm bent. Hage laat echter zien dat deze situatie verandert door de opkomst van de ‘kosmopoliet’: iemand die cultuurverschil als waardevol ziet en die zijn leven, consumptiepatroon en mening hierop aanpast. Plotseling zijn alle witte mensen niet meer gelijk. De kosmopoliet vormt een bedreiging voor de ‘gewone’ witte man: de man die niet het culturele kapitaal heeft om zichzelf neer te zetten als ‘classy’.

De olie op het vuur

Een groot deel van het boek van Coates zou als voorbeeld aangevoerd kunnen worden voor dit argument van Hage. De anekdote van een witte vrouw die woedend schreeuwt dat ze niet wil dat Michelle Obama haar vertelt dat ze geen patat mag eten en geen Coca-Cola mag drinken had bijvoorbeeld zo in het boek van Hage gepast. Hij had de situatie dan waarschijnlijk uitgelegd als onmacht om de nieuwe klasse aan te nemen. Ook de reactie op Obama, die Coates omschrijft, kan goed aangevoerd worden als argument voor het standpunt van Hage. Het feit dat de verkiezing van Obama leidde tot zoveel racisme en uiteindelijk zelfs tot de verkiezing van Trump, kan gezien worden als verzet tegen een uitzonderlijke zwarte man. Obama is namelijk een zwarte man die zichzelf wél kan neerzetten als kosmopoliet, terwijl een groot deel van de witte mensen dit niet voor elkaar krijgt. Als je op deze manier naar het racisme van witte mensen kijkt, is Obama de olie die bij het vuur werd gehouden. Coates heeft gelijk dat het vuur er altijd al was. De Verenigde Staten hebben nooit bestaan zonder racisme. Toch is er iets nodig om het openbare racisme aan te wakkeren en in dit geval was Obama de druppel. Hier zit een klein nuanceverschil met Coates. Waar Coates zegt dat Amerikanen op Trump stemden uit puur racisme, denk ik dat hun racisme inderdaad werd aangewakkerd, maar door een angst om af te zakken in klasse. Klasse is in dit geval niet simpelweg economisch, maar cultureel.

Coates zou mijn focus op klasse waarschijnlijk bekritiseren. Hij zou zeggen dat ik als witte vrouw het racisme niet zie. Ik ontken niet dat het ook in dit geval gaat om racisme en om de hoop witte heerschappij te behouden. Ik ontken ook niet dat het streven naar witte gelijkheid en heerschappij zorgt voor structureel geweld en discriminatie tegen zwarte mensen. Ik stel echter wel dat de stem op Trump niet simpelweg voortkomt uit de angst voor een zwarte president, maar ook uit de angst af te zakken in klasse. Trump-stemmers zijn inderdaad racisten, maar dit betekent niet dat er geen economische factor in het spel was en dit betekent ook niet dat ze niet handelden uit angst.