Nodeloos ingewikkeld

Tekst: Manpreet Brar

Beeld: Jolin Ordelman

Te lang terminaal

Mantelzorg kan soms klinken als een uurtje gezellig theedrinken of boodschappen doen, maar het verhaal van Jos Vinke schetst toch een heel ander beeld. Op zijn achttiende kreeg zijn moeder de zenuwziekte ALS. Hij vertelt me dat alles wat bij verzorging hoort onder andere door hem werd uitgevoerd, bijvoorbeeld sondevoeding toedienen, omkleden, wassen en schoonmaken. ‘Op een gegeven moment sliep ik ‘s nachts altijd beneden, omdat mijn moeder niet meer om hulp kon roepen als zij dat nodig had’, vertelt Jos. Hij werd gemiddeld acht tot tien keer per nacht wakker om zijn moeder ergens mee te helpen. Jos behaalde zijn havo diploma, maar zijn vervolgstudie interactieve media aan de Hogeschool van Amsterdam hield hij na ruim anderhalf jaar niet meer vol, omdat de zorgtaak voor zijn moeder te groot werd. De zorg viel op de schouders van Jos, omdat de spierziekte destijds nog niet onder terminale 24-uurszorg viel. ‘Voor de gemeente moest je kunnen aantonen dat je binnen zes maanden doodgaat’, zegt Jos. Maar de ziekte is heel onvoorspelbaar. Het kan heel snel gaan, maar de situatie waarin intensieve zorg vereist is, kan ook jarenlang hetzelfde blijven. Nadat Jos en zijn moeder aandacht kregen in een oud EO-programma, Netwerk, zijn er Kamervragen gesteld en zo heeft zijn moeder het laatste jaar gebruik kunnen maken van de zorg. Het maakte voor Jos verschil, omdat hij nu in de nacht wel vaker in zijn eigen bed kon slapen, maar toch bleef de zorgtaak groot.

Na een strijd van vijf jaar komt de moeder van Jos te overlijden en tegelijkertijd verliest hij ook hun huis. Voor hun woning stelde de woningbouwvereniging als voorwaarde dat de bewoners een gezin waren, waardoor Jos het huis niet alleen mocht huren. Al twee jaar voor het overlijden van zijn moeder had Jos geen contact meer met zijn vader of andere familieleden waardoor een vangnet binnen de familie ontbrak. Achteraf bleek hij recht te hebben op huurbescherming, maar er was niemand die hem daar destijds op attendeerde. Het overlijden hakte er stevig in en het was niet mogelijk om te gaan werken of verder te studeren. Toen hij zijn verhaal bij de gemeente neerlegde kreeg hij een stapel met formulieren mee: ‘Je meldt je hier aan, je gaat de papieren invullen, verzamel alles, lever het in en we gaan kijken of je iets krijgt of niet.’ Vele jaren later herinnert hij zich nog steeds het gezicht van een medewerker: ‘Op een gegeven moment had ik zo’n hekel aan die vent, omdat hij me iedere keer zo’n naar gevoel gaf. Alsof ik om iets vroeg waar ik totaal geen recht op had, en hoe ik erbij kwam om dit soort dingen überhaupt te gaan aanvragen, wat iedere keer de stap om het toch maar weer aan te vragen steeds groter maakte.’ Een aanvraag is veel verzamel- en regelwerk van recente documenten zoals bankafschriften. De goedkeuring (of afwijzing) duurt maximaal twaalf weken, waardoor de al ingediende documenten verouderden en Jos alles opnieuw moest regelen. De eerste keer was de aanvraag onvolledig, bij de tweede aanvraag was de wetgeving veranderd waardoor het type uitkering niet meer paste binnen zijn situatie. Bij de derde aanvraag voor een andere uitkering waren de inkomsten van een vriend, die hem tijdelijk onderdak bood, de reden om de aanvraag af te wijzen. Terugkijkend vertelt Jos: ‘Ik denk dat ik heel erg behoefte had aan iemand die me gewoon een beetje bij de hand nam en zei: dit moet je doen, hier heb je mogelijk recht op.’ Bij de vierde keer was er eindelijk een maatschappelijk werker ingeschakeld en was alles zo gepiept.

De schuld die niet steeg noch minder werd

Blij, maar enigszins verward kijkt Larissa Frankot naar haar internetbankieren-app, want het ziet er anders uit dan normaal: ‘Mijn eerste loon was gestort, maar via dieapp stond het niet op mijn rekening maar op een rekening daaronder.’ Ze komt erachter dat ze het geld niet kan opnemen of overmaken en gaat met het probleem langs haar bank, waar een sympathieke medewerker vertelt dat zij bezig zijn met het bijwerken van deapp. Hij gaat het na, maar keert enkele ogenblikken later terug met een telefoon die hij in Larissa’s handen drukt, met de mededeling dat haar rekening is geplunderd. Zij krijgt de deurwaarder aan de lijn die beslag legt op haar loon. De deurwaarder vertelt: ‘Ja mevrouwtje, jij weet hiervan en we hebben echt al veel aangetekende brieven gestuurd.’ Maar Larissa wist van niets.

Een deurwaarder mag beslag leggen op het inkomen, rekening houdend met de ‘beslagvrije voet’, het bedrag dat iemand moet overhouden om de huur en boodschappen van te betalen. Bij de eerste beslaglegging werd hier geen rekening mee gehouden. Volgens het juridisch loket kon Larissa het bedrag terugvorderen, omdat de deurwaarder nog geen toestemming had gekregen van de overheid. Maar het was ‘echt gewoon een bureaucratisch gezeik en getouwtrek, en uiteindelijk schoot ik daar niet heel veel mee op’. Larissa stond op haar vaders adres ingeschreven, maar omdat haar ouders gescheiden zijn en een co-ouderschapsregeling hadden, was Larissa niet altijd bij haar vader thuis. De brieven van de deurwaarders bleven ongeopend in het huis van haar vader. Hij bleek last te hebben van een depressie waardoor geen enkele brief verder kwam dan de deurmat. Van de elf brieven heeft zij er één ontvangen op het adres waar zij ook daadwerkelijk woont. Tijdens de scheiding troffen haar ouders een regeling die de financiële verantwoordelijkheden voor Larissa verdeelden. Haar vader was verantwoordelijk voor het betalen van haar schoolgeld en de zorgverzekering: ‘Het bleek dus dat al die rekeningen niet betaald waren, waarvan ik niet wist dat ze betaald moesten worden, maar die dan wel op mijn naam stonden.’Volgens de officiële regeling tussen de ouders had Larissa juridisch gezien de deurwaarders naar haar vader kunnen doorsturen, maar haar vader was er al slecht aan toe. Zij wilde dit niet verergeren en de kans was groot dat haar vader dan zijn huis zou kwijtraken, waar haar broertje nog wel woonde.

De deurwaarders geloofden haar verhaal vaak niet of konden niets anders dan loonbeslag leggen. Ze lichtten ook haar werkgever in en haar baas vertelde haar over een protocol binnen het bedrijf: ‘Stel dat één van de werknemers een loonbeslag heeft, dan vormt die persoon een soort gevaar. Je moet dan extra opletten want die werknemer heeft schulden dus die kan ook dingen uit je bedrijf gaan jatten.’ Gelukkig zagen Larissa’s collega’s en baas haar niet als een potentiële dief. Zij gaven haar een overlevingspakket van eten en drinken zodat zij de maand, waarin haar eerste salaris zonder beslagvrije voet was geplunderd, door kon komen. Maar daarmee was het probleem niet opgelost. Ondanks dat Larissa vijf tot zes dagen per week werkte, vertelt ze: ‘Ik verdiende niet heel veel meer dan de beslagvrije voet dus uiteindelijk loste ik ook niks af aan die deurwaarders waardoor de schuld door de rente bleef stijgen, of ik betaalde net elke keer de rente waardoor de schuld niet steeg maar ook niet minder werd.’