Het pad terug

Vluchten van en naar Groningen

Tekst: Marije Nieuwland

Beeld: Daniëlle Kronenburg

Een verhuizing markeert een directe overgang in de fysieke locatie waar je thuis bent. De ene plaats laat je achter, waarna je de andere plaats betreedt en tot een nieuw thuis maakt. Gevoelens van ‘thuis zijn’ ontstaan vaak geleidelijker. Langzaam raak je vervlochten met de omgeving waarin je je bevindt. In 2017 verhuisde ik van Groningen – de stad in het hoge Noorden – naar Amsterdam. Amsterdam werd mijn nieuwe thuis, en toch voel ik me meer Groninger dan ooit tevoren.

Omringd door de hoge kantoorpanden van de Zuidas stap ik de trein in. Sluipend komen de geel-blauwe wagons op gang, maar behalen vervolgens gauw een snelheid van honderdveertig kilometer per uur wanneer Amsterdam uit het zicht verdwijnt. De rit van precies twee uur kan ik inmiddels dromen. Toch zijn er bepaalde punten die de trein passeert waarbij ik altijd even uit het raam gluur, hoe diep ik ook ben weggezonken in een boek. Ter hoogte van de Oostvaardersplassen staan wilde paarden rustig te grazen. Elke rit voelt het alsof we elkaar even in de ogen kijken, waarna zij weer vredig verder grazen en ik mijn boek nog eens open sla. Meestal lees ik drie of vier pagina’s voordat mijn aandacht wordt weggetrokken door de verkeersborden die ‘Biddinghuizen’ aangeven. Herinneringen aan vele Lowlands-nachten komen naar boven. In gedachten sta ik te dansen op het festivalterrein, totdat de trein de IJssel oversteekt. Tussen Zwolle en Groningen keert de kalmte terug.  ‘Station Groningen, station Groningen’ roept de conducteur om. Een voor een stappen de reizigers de trein uit, ieder gaat zijn eigen weg naar een voor mij bekende of onbekende plek in deze vertrouwde stad. Groningen: de stad waar mensen steevast ‘kon minder’ zeggen wanneer het goed gaat. Nait soez’n moar broez’n – niet zeuren maar gaan – is niet zomaar een bekende lokale leus. Groningen: de stad zonder sluitingstijden. Geen barman die ‘laatste ronde’ brult door je stamkroeg. Nee, jij bepaalt wanneer het laatste biertje genuttigd wordt. Groningen: de stad die mijn thuis is of tenminste mijn thuis is geweest.

Een nieuw thuis

Toen ik van 050 naar 020 verhuisde, voelde de stad in het hoge Noorden als een spel waarvan ik het laatste level had uitgespeeld. Ik wist welke barretjes, podia en clubs ik graag bezocht en welke kroegen ik liever vermeed. Mijn leven in Groningen was comfortabel maar voorspelbaar. Amsterdam leek daarentegen een grote en open minded stad waar altijd een avontuur te beleven valt. Amsterdam: de stad waar je in anonimiteit kan verdwijnen in de grote menigte. Fietsers die slalommen tussen de kolkende mensenmassa’s rondom de coffeeshops en seksclubs. Amsterdam: van de grachtenpanden in de Jordaan tot aan de hoog reikende flats in de Bijlmer. Acht stadsdelen met allemaal een eigen karakter. Ze vormen een thuis voor een veelvoud aan Amsterdammers met een verscheidenheid aan culturele achtergronden. Amsterdam: ook mijn nieuwe thuis?

‘Thuis’ kan enerzijds begrepen worden als de omlijnde fysieke locatie in de buitenwereld waar mijn huis staat. In die zin is Amsterdam duidelijk ‘mijn thuis’, puur omdat ik er woon. Anderzijds is thuis ook een gevoel van binnen dat helpt ‘het zelf’ te construeren. Thuis is een wijze van zelfdefinitie, en daar wordt het lastiger. Al ben en voel ik me inmiddels gegrond in Amsterdam, Groningen is nog onlosmakelijk verbonden aan de persoon die ik ben. Volgens antropoloog William S. Sax is een thuis niet enkel waar je bent, maar ook wie je bent: ‘Een thuis is een thuis omdat het de grens tussen het zelf en de omgeving vervaagt, en daarmee de grens die we proberen te trekken tussen wie we zijn en waar we zijn uitdaagt.’

Groningse Amsterdammer, Amsterdamse Groninger

Mens en woonplaats zijn verwikkeld in een voortdurende reeks van uitwisselingen: een interactief systeem met wederzijdse effecten. Zodoende raak ik versmolten met de fysieke omgeving waarin ik mij bevind. Deze visie volgend heeft Groningen mij op veel vlakken gevormd tot wie ik vandaag de dag ben. Maar bovenal zou ik mij in toenemende mate ‘Amsterdammer’ moeten voelen, aangezien Amsterdam tegenwoordig de omgeving is waar ik verblijf. Deels klopt dat, toch voelt het tegenovergestelde nog waarschijnlijker. In Amsterdam ben ik juist meer en meer Groninger geworden. Door weg te zijn, lijkt mijn Groningse identiteit en trots dichterbij dan ooit.

Omringd door Amsterdammers, ontdek ik wat mij ‘Gronings’ maakt. Een Gronings trekje waar ik mezelf bijvoorbeeld op betrap is de neiging om steevast achter de zinnen die ik uitspreek ‘jaaa’ te plakken, alsof ik met mezelf in gesprek ben. Misschien hangt de gewoonte samen met een bepaalde bescheidenheid en nuchterheid waar Groningers om bekend staan. Een uitspraak waar een lichte twijfel of onzekerheid in kan klinken, wordt weggewuifd door de zin te vervolgen met een bevestigend antwoord. Wanneer mijn Noordelijke tongval weer eens van zich laat horen, denk ik aan alles dat ik aan Groningen mis. Van de boeren die ik op houten klompen het ziekenhuis zag binnenlopen tot de eierbal – een koud, hardgekookt ei dat omwikkeld wordt in een laag gekruid deeg en vervolgens de frituur ingaat – die vrienden dronken uit de muur haalden terwijl de zon zich stukje bij beetje aan de horizon liet zien.

Thuis tussen beide

De plek waar we opgroeien, behoudt vaak een iconische status en is bepalend voor hoe we onszelf in de wereld begrijpen. ‘Het einde van elke reis is het pad terug’ zegt mijn vader weleens. Ongeveer eens in de twee weken zit ik in de trein die over dat spoor terug naar het Noorden rijdt. Amsterdam wordt me dan te druk, te hectisch, te snel en te veel. Groningen biedt me een warm en vertrouwd gevoel; een gevoel van ‘thuiskomen’. Al verlang ik vervolgens na zo’n drie dagen weer naar het Amsterdamse leven waar ik zo van houd: alles lijkt te kunnen en niks is te gek. Opgeladen stap ik de trein in terug naar het Westen.

Toch rijst de vraag, na drie en een half jaar inwoner van Amsterdam te zijn, wat voor mij het pad terug en het pad heen is. Als ik in de trein naar Groningen zit, dan ga ik naar huis. Maar als ik in de trein naar Amsterdam zit, dan ga ik ook naar huis. Daarbij voel ik me in Amsterdam een Groningse Amsterdammer en in Groningen een Amsterdamse Groninger. Waar ik dacht dat een verhuizing ‘Amsterdam’ mijn nieuwe thuis zou maken, realiseer ik nu dat mijn thuis misschien wel ergens in het midden van beide steden ligt. In Amsterdam lonkt Groningen, in Groningen lonkt Amsterdam. En continu beweeg ik me tussen beide. Mijn reis heeft wellicht geen eindpunt, het ‘ergens tussen Groningen en Amsterdam’ zweven is waar ik me thuis bij voel.

‘Want als ik weg ben dan mis ik de straten, vanaf de toren tot aan Westerhaven. Ik mis de grachten, de mensen, stadjers, studenten, het allermooiste accent. Geen Frankrijk, laat staan Kameroen. Doe mij maar het gras, het gras van het Noorderplantsoen’ zingt zanger Ralf Poelman in het officieuze Gronings volkslied. In Groningen lieten de woorden mij koud, maar in Amsterdam komen ze binnen.