De ‘holandesa’ in Chili
Vorig jaar was ik studente Antropologie aan de UvA. Ik dronk biertjes bij café Ruig en ging op studiereis naar Lublin en Albanië. Hoewel ik tussendoor ook af en toe wat tentamens moest maken, was het een groot feest. Toch besloot ik na een prachtig jaar om er tussenuit te gaan. Met een goede basiskennis Spaans, het gespaarde geld van mijn zomerbaantje en mijn visum op zak vertrok ik begin september naar Santiago, mijn Chileense vriend achterna. Net voordat het vliegtuig landde vloog ik laag over het besneeuwde Andesgebergte heen, adembenemend mooi. Daar was ik dan, in het land van wijn, avocado’s, de droogste woestijn ter wereld, pisco sour, de heftigste aardbevingen, Patagonië, een rumoerige geschiedenis en de Cueca-dans. Een land waar ik nog nooit was geweest en eigenlijk niet zoveel van af wist. Ik had zoveel zin om mijzelf voor een jaar lang onder te dompelen in het Chileense leven en de cultuur. Eén jaar, dat leek als een zee van tijd.
Tekst // Nathalie Weisz
Beeld // Pascal de Haas
Nu is het februari. Ik zit op mijn balkon met een glas koud water en ik kijk terug op de afgelopen maanden. Ik denk na over hoe ik hier nog steeds altijd wel de ‘ander’ ben, die blonde gringa, weet je wel. Aan de andere kant voel ik mij toch ontzettend thuis, heb ik veel Chilenen goed leren kennen en zie ik mijzelf hier best nog wel een tijdje wonen.
Die ‘ander’ zijn, dat is op korte termijn lastig te veranderen, concludeer ik nu. Maar o, wat wilde ik de afgelopen maanden net zo makkelijk meedoen als dat ik in Nederland kan. Een reden waardoor dit niet mogelijk was, is het niet volledig kunnen begrijpen en spreken van het Chileens. Ik sprak inderdaad wel wat Spaans voordat ik hier kwam, maar hier spreken ze absoluut geen Spaans hoor, dit noemen ze chileno. De taal was voor mij de eerste maanden een echte struggle. Eerst had ik die fase waarin ik werkelijk niks begreep van wat mensen zeiden, dus kon ik moeilijk iets terugzeggen, behalve ‘no entiendo, puedes repetirlo por favor?’. Langzaamaan kwam ik in de fase waarin ik over het algemeen wel begreep waar men het over had, maar ik miste dan weer die specifieke Chileense uitspraken en details. Hierdoor kwam ik in gezellige momenten terecht waarin ik grapjes niet begreep. En eindelijk, ook al ben ik ver van vloeiend, heb ik nu wel een prima niveau bereikt. Eindelijk begrijp ik de kassamedewerker in de supermarkt wanneer ze, want ik heb alleen nog maar vrouwen achter de kassa gezien, zegt ‘Como cancela?’. Cancelar betekent annuleren, ook hier in chili. Maar hier heeft het woord nóg een betekenis. Ze vraagt niet of ik iets wil annuleren, maar hoe ik wil betalen; cash of met mijn pinpas. Dit is één van de vele moeilijkheden die ik heb ondervonden qua taal. Ik besefte hoe cruciaal de taal waarmee wij communiceren is. Het niet kunnen communiceren met anderen is frustrerend en eenzaam wanneer iedereen om je heen wel communiceert. Mij bezorgde het een hoop nieuwe gevoelens, want nooit eerder was ik voor zo’n lange tijd op een plek en met mensen waarmee ik maar matig kon communiceren. Natuurlijk kon ik op een gegeven moment prima over basisonderwerpen praten, maar échte, diepe, gelaagde gesprekken, die ontbraken nog. En juist die gesprekken zijn zo verbindend en waardevol; een goed leermoment. Ook besef ik nu hoe belangrijk het is om niet alleen de taal vloeiend te spreken, maar ook het specifieke accent van het gebied wanneer antropologen later ‘native‘ gaan. Het is onvoorstelbaar hoeveel typisch Chileense woorden of uitspraken niet eens te begrijpen zijn voor bijvoorbeeld Spanjaarden of Argentijnen.
De ‘ander’ zijn voordat ik ook maar iets heb gezegd, dat komt ook voor. Dat zal door mijn uiterlijk komen waarschijnlijk. Tot op de dag van vandaag krijg ik nog steeds overal de vraag: ‘voor hoelang ben je hier?’ en ‘waar kom je vandaan?’, al voordat ik een gesprek heb gehad met die persoon. Dit vraagt de Uber-chauffeur wanneer ik de auto in stap, de man in de frietzaak en de conciërge van het gebouw waar ik een vriend bezoek. Dit zal puur nieuwsgierigheid zijn en vaak komen er dan ook leuke gesprekken voort uit die vragen. Maar, nog steeds ben ik duidelijk die ‘ander’. Chili is geografisch gezien heel afgezonderd van de rest van de wereld. Nu hebben we vliegtuigen, maar vroeger was Chili moeilijk te bereiken door het hoge Andesgebergte en de lange kustlijn. Immigratie is dan ook iets relatief nieuws. Hoewel er in de tweede helft van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw veel Duisters naar Chili zijn geëmigreerd, heeft er vergeleken met andere landen weinig migratie plaatsgevonden in het verleden. Nu zijn er hier veel Peruanen, Venezolanen, Haïtianen, Cubanen, internationale studenten én natuurlijk al die toeristen die ook Chili hebben ontdekt. Het land is onderweg om steeds multicultureler te worden.
Als die ‘ander’ ben ik op momenten ook zo dichtbij gekomen. In sommige gesprekken, door het maken van muziek, door te dansen, door samen te eten en door het bekijken van elkaars oude foto’s verdwijnen die gevoelens van ‘ik’ en ‘zij’. Dan maakt het niet uit waar ik of zij vandaan komen of hoelang we hier zijn. Ik wil dit graag uitleggen met het volgende voorbeeld. Omdat ik geld moest verdienen en geen baan kon vinden, ben ik zelf begonnen met het geven van Engels lessen. Het is zo leuk om elke leerling langzaam beter te leren kennen en door hen meer te leren over Chili. Een van mijn eerste leerlingen was Pedro, een pseudoniem. Pedro heeft heel lang donker haar, houdt van heavy metal en is een engineer. Ik ben altijd op vrijdagmiddag om 17:00 bij Pedro thuis in het centrum van Santiago. Pedro heeft vaak zelfgemaakte sap van perzik of aardbeien als ik kom, we zitten op zijn zwarte leren bank en oefenen zijn Engels. Pedro bracht zijn jeugd door op een heuvel in het zuiden van Chili, in een huis zonder elektriciteit en watervoorziening. Hij liep vaak de heuvel op en neer om water te halen voor zijn familie. Zijn buren woonden honderden meters verderop en ook voor school was hij even onderweg. Een aantal weken geleden werd Pedro een baan aangeboden bij een groot bedrijf in Australië. ‘Waar je ook vandaan komt en wat de omstandigheden ook zijn waar je in opgroeit, het maakt allemaal niet uit’, zegt hij. ‘Je moet jezelf nieuwe dingen blijven leren. Je hebt zelf de touwtjes in handen. Ik heb misschien harder moet vechten in mijn leven dan mensen in meer ontwikkelde landen, maar uiteindelijk ben ik daardoor een sterker persoon!’. Vorige week hadden Pedro en ik het over onze families. Al snel kwamen wat kinderfoto’s tevoorschijn en liet ook ik wat oude foto’s zien die ik op mijn telefoon heb staan. Pedro, de Chileense heavy metal liefhebber die opgroeide zonder elektriciteit en ik, de Nederlandse singer-songwriterliefhebber die opgroeide met koud én warm water in huis en een Nintendo DS. Het maakte niet uit waar wij vandaan komen. Allebei zijn wij kleine kleuters geweest en allebei hebben wij gespeeld met zand en tikkertje gespeeld.
Het is februari. Ik zit op mijn balkon met een glas koud water en ik denk na over het leven in Amsterdam en het leven in Santiago. Twee verschillende werelden. Vreemder voor diegene die één van de twee niet kent. Maar op de een of andere manier zijn die verschillende werelden zo gelijk. Wanneer al onze verhalen samenkomen, wij samen praten, dansen, zingen of eten, ervaren we wat ons samenbrengt en ons gelijk maakt. Of ik nou de ‘ander’ zou zijn of niet.