Zitvlees

Phyllis Meyjes is onlangs afgestudeerd als antropologe. Maar ‘klaar’ is ze nog lang niet… Hoe ziet het leven na een master er eigenlijk uit? Phyllis neemt je tijdens haar regelmatige columns mee op haar zoektocht naar een carrière. Dit is haar derde column.

Tekst /// Phyllis Meyjes
Beeld /// Frank Servayge

 

Toen ik aan het einde van groep acht op zoek ging naar een middelbare school, bezocht ik net als vele andere leeftijdgenoten verschillende open dagen. Zenuwachtig liep ik door de lange gangen in grote, vreemde gebouwen. Het gaf een onwerkelijk gevoel om te weten dat ik daar binnenkort dagelijks doorheen zou kunnen rondlopen. Hoe weet ik nou zeker of deze school bij mij past? En hoe kom ik erachter of de leraren echt zo leuk zijn als ze zich voordoen? Deze onzekere gevoelens komen nog dikwijls terug in mijn leven. Net als tijdens een sollicitatiegesprek of een studiekeuze weet je nooit zeker of jij je ergens op je gemak kan voelen. Je ervaart het pas op het moment dat je er daadwerkelijk dagelijks rondloopt. Iets wat vergelijkbaar is met de uitleg die ik geef van participerende observatie: je begrijpt pas echt hoe het eraan toegaat als je er langdurig bent en meedoet.

 

Ik herinner mij nog goed dat op een open dag bij een gymnasiumschool in een dorp verderop de leraar vertelde dat een echte gymnasiast ‘zitvlees’ moest hebben. Een woord waar ik toen nog nooit van gehoord had. Gymnasiasten waren, volgens deze leraar, de kinderen die huiswerk maken leuk vinden en graag uren achterelkaar stil kunnen zitten om te leren. Iets wat niet de voorkeur had van de 12-jarige Phyllis. Mijn moeder gaf aan dat ik niet lang stil kon zitten en geconcentreerd kon blijven. Ik moet haar gelijk geven wat betreft huiswerk maken. Het was iets wat ik dikwijls vergat of op het laatste moment snel afmaakte. Desalniettemin kon ik urenlang door kon brengen met een boek op mijn schoot, las ik de kinderencyclopedie bladzijde voor bladzijde en werd ik door mijn ouders naar buiten gestuurd om met anderen op straat te spelen.

 

Tijdens mijn eerste werkweken heb ik pas echt ervaren hoe het is om zitvlees te hebben.

 

Toentertijd lag de nadruk bij het woord zitvlees voornamelijk op het hebben van motivatie om lang stil te zitten en de wil om vaak en langdurig te leren. Tegenwoordig heb ik een nieuwe definitie ontdekt van deze term. Het simpelweg stilzitten. Op de middelbare school en tijdens het studeren heb ik geleerd hoe het is om voor langere tijd geconcentreerd stil te zitten. Nu heb ik tijdens mijn eerste werkweken pas echt ervaren hoe het is om zitvlees te (moeten) hebben. Om dag in dag uit op een kantoorstoel achter een bureau te zitten is echt wat anders dan studeren. Verbaasd was ik wel, want ik heb menig uren achter mijn laptop doorgebracht om essays te schrijven.

Nu pas besef ik dat ik toen de vrijheid had om mijn tijd zelf in te delen. Ik kon zelf bepalen wanneer ik mijn bed uit kwam, wanneer ik aan het essay begon en hoe laat of hoe lang ik ging lunchen met vriendinnen. Concentratie is tegenwoordig het probleem niet, het zijn spieren in mijn billen en rug die na verloop van tijd tegenstribbelen. Gevolgen hiervan zijn dat ik liters thee drink, zodat ik even naar het keukentje mag lopen. Daarnaast word ik erg gelukkig als ik weer een document mag afdrukken, zodat ik mijn lichaam eindelijk kan laten bewegen. Ik vraag mij af of het hebben van zitvlees wel iets positiefs is.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.