Over rozen
A rose is a rose is a rose is a rose, schreef Gertrude Stein. Het is nou eenmaal een roos omdat het een roos is, omdat het ‘roos’ genoemd wordt, omdat wij het – in de taal en wereld – als roos erkennen.
tekst // Joos Jonges
De taal of talen die je beheerst dwingen je bepaalde woorden en constructies te gebruiken. En, zo kun je beredeneren, beïnvloedt taal hoe je de wereld ziet; hoe je jouw wereldbeeld kunt omschrijven – bekend als linguïstisch relativisme of de Sapir-Whorfhypothese.
Zegt het bijvoorbeeld iets over onze cultuur dat we het haar dat we dragen onder ons ondergoed ‘schaamhaar’ noemen? Het Engelse ‘pubic hair’, dat van het Latijnse ‘pudes’ is afgeleid, klinkt in elk geval een stuk minder preuts: het haar dat de geslachtsrijpe periode inluidt.
Een roos is een roos is een roos. En zo zie ik dat ook met poëzie. Een gedicht is een gedicht omdat het een gedicht is; omdat de schrijver het als poëzie bedoelt en/of de lezer het als zodanig interpreteert. Wat er ín het gedicht gebeurt is over het algemeen minder eenduidig te interpreteren. Want een roos in een gedicht is lang niet altijd de letterlijke roos in bovenstaande alinea.
Dat vind ik juist ook zo fijn van poëzie, dat je er als lezer een eigen laagje aan kan geven. Ieder heeft een eigen lezing van een gedicht, gebaseerd op persoonlijke ervaringen en interpretaties van hun waarheid. Als schrijver én als lezer geef je zelf betekenis, en kun je er nieuwe rozen mee creëren.
Joos Jonges is afgestudeerd in taalwetenschap en schrijft gedichten.