Niets is voor eeuwig

Onhoudbare kunst in een onhoudbare wereld

Tekst & Beeld: Yolanda van Ede

Hoe lang is dit werk houdbaar?’ vroeg een kennis, toen ik hem foto’s van mijn zeewieren sculpturen liet zien. Er klonk teleurstelling in zijn woorden. Hij had al eens aangegeven iets van me te willen kopen, en had waarschijnlijk een nieuwe serie schilderijen verwacht.

Waarom is de houdbaarheidsduur van kunst belangrijk, voor wie, en hoe lang zou die moeten duren? Even de illusie van het eeuwige dat klassieke kunst kenmerkt daargelaten, wanneer het niet door de Taliban wordt opgeblazen of, zoals Vincent van Goghs ‘Rozen’ verbleekt door de tand des tijds, gaat kunst natuurlijk om geld. Hoe ouder, des te duurder. Dus geeft de liefhebber of verzamelaar de voorkeur aan investeringen die onveranderlijk zijn en (dus) in waarde kunnen stijgen. Daarmee wordt gelijk duidelijk wat menigeen als ‘echte’ kunst waardeert, namelijk op basis van het materiaal: marmer, brons, glas, keramiek, olieverf, maar tegenwoordig ook pvc, acryl en digitale media. Dood en verderf mogen dan wel belangrijke thema’s zijn, met name in de schilderkunst, maar de dragers moeten de belofte van een eeuwig leven waarborgen. 

Maar waarom dood en verderf weergeven als het ook zintuiglijk ervaarbaar gemaakt kan worden? Denk aan kunstenaars die rottende en beschimmelde etenswaren als basismateriaal gebruiken. Lees het proefschrift van Caro Verbeek over vluchtige geurkunst en over de aroma’s van avant-garde kunstwerken. Moderne en conceptuele kunstenaars proberen zo de illusie van het eeuwige te ontkrachten, kritiek te uiten op de speculatieve kunsthandel, en meer en meer ook een activistische positie in te nemen tegenover de consumptiemaatschappij en de ecologische crisis. Ik zit met mijn kunstwerk ook op dit spoor.

Sinds anderhalf jaar werk ik met name met organische materialen als zeewier, algen, schelpen, hoorn, plantaardige en aardepigmenten. Het begon met het maken van eigen zeewier-papier om te beschilderen, maar kreeg door een bezoek aan de internationale kunstmanifestatie Venetië Biennale een andere wending. Een aantal nationale paviljoens, waaronder de Scandinavische, hadden ecologie als thema. Daar hing een enorm zeewier-bos aan het plafond – gemaakt van kunstzijde en leer. Er stond een enorme koraal-waaier – gemaakt van gelast metaal. De bijgaande informatie sprak van klimaatverandering, smeltende ijskappen en de effecten ervan op zeeleven, maar hoe duurzaam waren hun gebruikte materialen, hoe duurzaam het productieproces? Waarom niet gewoon zeewier van het strand gebruiken voor zo’n gordijninstallatie? Waarom geen handgemalen schelpenkalk voor het koraal? Het visuele werd op geen enkele manier ondersteund door hoe het voelde, hoe het rook. Ik vroeg me af of hun boodschap wel op bezoekers overgekomen is. Bovendien leken de kunstwerken in het Scandinavische, maar ook het Franse, paviljoen door de zielloze uitstalling en het materiaalgebruik typische representaties van een ‘Anthropocene’ denkwijze met zijn antropocentrische visie op wereld, natuur en ecologische crisis. Voor EcoArt op ’s werelds beroemdste kunstfestival heeft dat, op zijn zachtst gezegd, de diepgang van een plas regenwater. Hadden de kunstenaars en curatoren zich wat meer verdiept in, bijvoorbeeld, Donna Haraway’s chthulucene of Astrida Neimanis’ ‘co-worlding’ , dan waren de werken ongetwijfeld veel interessanter en indrukwekkender geweest. Dan was bruikbaar materiaal tot materie geworden, levende en niet-levende materie die als actoren mét – en niet louter door – een menselijke maker een beeld van de wereld had gecreëerd. Dan waren hun ecologische intenties meer dan alleen prediking over menselijke schuld en boete geweest.

Maar musea zijn niet zo weg van EcoArt, als natuurlijke elementen in een tentoonstellingsruimte, en nog minder van bewust onhoudbare kunst. Laat staan wanneer beide in eenzelfde werk bij elkaar komen. Het gaat vaak stinken, het vergt veel onderhoud en vervanging. Wellicht dat daarom voor de paviljoens, toch podia voor nationale PR, een bewuste materiaalkeuze is gemaakt. Inmiddels doet zich echter een nieuwe stroming voor: new materialism,sterk geënt op de nieuwe ecoperspectieven. Of dit al wortel heeft geschoten in de kunstwereld, valt op de Biennale van 2021 nog maar te bezien.

Hoe lastig het is om zowel respect voor materie, en dus de natuur, de wereld, te tonen als om samen tot een kunstwerk te komen, heb ik zelf ervaren. Thuisgekomen uit Venetië heb ik al mijn acryl en olieverf afgedankt, en ben zelf zeewier-sculpturen gaan maken van wat op het strand aanspoelde. Het leek zo eenvoudig. In het begin dwong ik, als aspirant-kunstenaar, het nog in vormen, nadat ik het, tot groot ongenoegen van de neuzen van mijn medestudenten, eerst had gekookt en fijngemalen.  Gedroogd bleek het goed houdbaar, maar wel uitermate teer en breekbaar. Voor een volgend project heb ik de hulp van andere materie ingeroepen: natuurlijke harsen en duurzame beenderlijm. Doordat de hoofdmaterie versterkte, kon het ook meer zijn eigen vormen bepalen. Het leidde tot een samenwerking, waarbij ik, zoals binnen een relatie betaamt, vaak concessies moest doen. Maar het werk werd er veel grilliger en veel interessanter door dan ik van te voren had kunnen bedenken.

Nu moet ik aan mijn afstudeerwerk beginnen. Voor een volgend samenwerkingsverband, met wilgentenen, schelpen en krabbenpoten heb ik wel een idee. Maar hoe ga ik de ultieme boodschap afgeven, namelijk dat niets voor eeuwig is? Diersoorten niet. De planeet niet. De mensheid niet. Dat het niet helpt je door angst en schuld te overladen. Wel om er samen het beste, en het mooiste, van te maken. Het werk moet dus bij voorkeur niet houdbaar zijn.

Ik weet het nog niet. Ik weet wel dat het definitief niet bij de kleur van het bankstel zal passen.

Foto 1:
Zelf papier scheppen van recycled krantenpapier en zeewier en moskoraal.


Foto 2:
‘seeds of life’ (Si.Si.Spex 2019, Gerrit Rietveld academie). 2 bij 2 bij 0,70 m. Zeewier, wol, glas, water.

Foto 3:
‘co-worlding in proces’. 42 zeewierpanelen aan de constructie naaien.

Foto 4:
‘co-worlding’ (Si.Si.Spex 2020, Gerrit Rietveld academie). 3,5 bij 3,5 Bij 0.80 m. Bamboe, sisal, beenderlijm, papier maché, pijpaarde, zeewier, indigo, Van Dijk bruin, industrieel-gemaakte roeispanen.