Dobberboer op dreef

Tussen de koeien in de haven

Tekst: Lucca de Ruiter

Beeld: Jolin Ordelman

Een wadi vol kleurrijke wilde bloemen, zacht kabbelend water, het geloei van koeien op de achtergrond; het klinkt alsof je op het platteland van Frankrijk rondloopt. Dat is precies het gevoel dat de Floating Farm moet oproepen. s’ Werelds eerste drijvende boerderij, gelegen in de Merwe-Vierhaven te Rotterdam, stelt een radicaal andere manier van boeren voor. Koeien kunnen er ‘flaneren’ en producent en consument zijn niet langer ver van elkaar verwijderd. Maar dieren op het water, is dat eigenlijk wel een goed idee?

Midden in de industriële haven van Rotterdam beland je als bezoeker van de Floating Farm in een oase. Hoewel de hijskranen van een snelgroeiende stad op de achtergrond nog zichtbaar zijn, zorgen het rustieke winkeltje waar verse melk verkocht wordt en de groene weide waar de koeien uit liggen te rusten ervoor dat de stedelijke gejaagdheid vrijwel verdwenen lijkt. Uit een smal gebouw van twee verdiepingen hoog, dat eruit ziet alsof iemand het zelf met veel ijver in elkaar heeft getimmerd, stapt Marcel Pothof, een van de initiatiefnemers van de Floating Farm. Vol trots begint hij te vertellen over wat de drijvende boerderij zo bijzonder maakt: ‘Wij willen gezond voedsel produceren in de stad, waar de consument zit. Doordat we circulair bouwen doen we dat op een zo duurzaam mogelijke manier.’ Circulair boeren, ook wel bekend als kringlooplandbouw, is een buzzwoord dat de laatste jaren steeds populairder is geworden binnen het debat over de verduurzaming van de landbouw. Het doel van deze methode is om alle biomassa optimaal te gebruiken. De reststromen van de ene keten zijn de grondstoffen voor een andere keten. Zo verzamelt de Floating Farm gras van sportvelden uit de buurt om als voer te dienen voor de koeien. De mest van de koeien kan vervolgens weer gebruikt worden om te tuinieren in de stad. Op die manier wordt er minder CO2 uitgestoten en staan stad en land meer met elkaar in verbinding.

              Ondanks het aantrekkelijke logo van de Floating Farm en haar idealistische imago, stap ik het terrein op met een gezonde dosis scepticisme. Uit diverse nieuwsberichten blijkt dat er zorgen bestaan over het welzijn van de koeien op de drijvende boerderij. Zo zijn er meerdere malen koeien in het water gevallen, die vervolgens door de brandweer terug het land op getakeld moesten worden. Ook heeft een Duitse dierenwelzijnsorganisatie opgeroepen tot een boycot van de Farm, omdat deze van mening is dat de koeien te weinig leefruimte hebben. Dergelijke geluiden zijn er eigenlijk al sinds het begin van het initiatief. Voordat de Floating Farm van start kon gaan, dwong de lokale afdeling van de Partij voor de Dieren af dat een onafhankelijke instantie onderzoek zou doen naar de vraag of koeien zeeziek konden worden. ‘Het antwoord daarop was natuurlijk nee’, grinnikt Marcel, die deze zorgen nogal absurd lijkt te vinden. ‘Kijk om je heen; de koeien hebben het hier goed’. Maar niet iedereen neemt dat zomaar aan; Youp van ’t Hek schreef in een column in het NRC: ‘Welke randdebiele stoethaspel verzint nou toch een drijvend vlot waar koeien en kippen hun verschrikkelijke martelleven op moeten slijten?’. En ook onder Rotterdammers doen nog altijd geruchten de ronde over kotsende koeien in de haven.

De boer zonder kiespijn

In de drijvende stal wonen zo’n veertig koeien, die door middel van een loopbrug van en naar de wei op het land kunnen lopen wanneer ze dat zelf willen. In de stal staat een speciale melkrobot waar de koeien ook zelf heen kunnen wandelen om gemolken te worden. Binnen de beperkte ruimte die er is, hebben de koeien dus een redelijke mate van vrijheid. En ook de mensen die de boerderij runnen hebben meer speelruimte. Doordat de Floating Farm een opzichzelfstaand initiatief is, onafhankelijk van grote bedrijven als FrieslandCampina, kan een hogere opbrengst voor de melk per liter rechtstreeks terug het project in gaan. Op den duur is de wens van de initiatiefnemers om een heuse ‘food strip’ aan te leggen in de haven, met naast de huidige koeienstal een verticale kas op het water voor gewassen en een drijvende kippenstal. Naar de vraag of kippen zeeziek kunnen worden is tot op heden nog geen onderzoek gedaan. Inmiddels is er veel interesse om het project internationaal uit te breiden. Met name in grote wereldsteden waar ruimtetekort is, zoals in Singapore, kan landbouw op het water een uitkomst bieden.

              Toch gaat niet alles van een leien dakje. ‘We merken dat de Nederlandse wetgeving achterloopt. Zo worden wij verplicht om een ammoniakvergunning aan te vragen, wat erg prijzig is. Maar door onze manier van boeren stoten we helemaal geen ammoniak uit. En toch moeten we zo’n vergunning hebben. Voor een beginnende onderneming kunnen dat soort ouderwetse regels een doodsteek zijn’, vertelt Marcel terwijl we afdalen van de loopbrug. Voorlopig is het, mede vanwege dit soort bureaucratische verwikkelingen, moeilijk om de Floating Farm te beschouwen als iets wat de Nederlandse manier van landbouw significant zal veranderen. Maar Marcel brengt daar tegenin: ‘Het hoeft niet of-of te zijn. De traditionele manier van boeren moet duurzamer worden. Als je dat op grote schaal wil realiseren hoeft dat niet op de manier van de Floating Farm. Maar wij laten wel een manier zien waarop het kan. En het werkt.’ Voor nu lijkt de Farm daarom met name een educatief doeleinde te vervullen. Door de boerderij naar de stad te brengen kunnen mensen die in een flat op drie hoog wonen precies leren hoe de yoghurt die in hun koelkast staat wordt gemaakt. Inmiddels is de Farm ook een toeristische trekpleister aan het worden. De lokale VVV promoot het project als iets typisch Rotterdams: een idee dat eerst een hoop wenkbrauwen doet optrekken maar haar innovatieve kracht al doende bewijst.

              Of de Floating Farm een ‘idioot idee, een gimmick, een soort marketingtrucje om Rotterdam quasi-innovatief af te schilderen’ is, zoals het Duits Bureau voor Dierenwelzijn het noemde tegen het Algemeen Dagblad? Dat denk ik niet. Het gaat misschien om een prestigeproject dat op dit moment per saldo nog geen groot verschil maakt in de verduurzaming van de landbouw, maar is dat erg? De Floating Farm heeft haar educatieve waarde al wel bewezen en laat zien hoe landbouw anders kan. De initiatiefnemers van de Floating Farm, de gemeente en dierenwelzijnsorganisaties staan volgens mij eigenlijk allemaal aan dezelfde kant; op de kade, genietend van het uitzicht op een stad die zij allen zo mooi mogelijk willen maken.