De teloorgang van het tegendraadse

Vrijzinnige krakers versus de lucratieve plannen van de gemeente

Tekst: Lucca de Ruiter

Beeld: Kraakstaat & Daniëlle Kronenburg

‘Amsterdam is uniek vanwege haar lange traditie van tegencultuur. De stad ontwikkelt zich en daardoor komt deze cultuur onder druk te staan. Daarom beschermen we de rafelranden.’ Deze belofte stond in het coalitieakkoord uit 2018 van de gemeente Amsterdam. Maar van die bescherming is weinig terecht gekomen: waar Amsterdam vroeger het walhalla voor creatievelingen was, heeft veel vrije ruimte inmiddels plaatsgemaakt voor luxe appartementen en hotels. De creatieve stad wordt met uitsterven bedreigd.

Nog geen jaar na de belofte van de coalitie in 2018 werd het ADM-terrein ontruimd, nota bene tijdens Kerst. Dit terrein was 21 jaar lang een vrijplaats voor kunstenaars, creatievelingen en alternativo’s, die daar eigenhandig een kunstenaarsdorp bouwden, kinderen grootbrachten en festivals organiseerden. Hoewel er verschillende manieren zijn waarop een vrijplaats gesticht kan worden, gebeurt dit in Amsterdam vooral in de vorm van kraken. De stad kent een rijke kraakgeschiedenis, die begon na de Tweede Wereldoorlog toen er grote woningnood was ontstaan. In 1971 maakte een aantal gerechtelijke uitspraken het kraken bovendien min of meer legaal. Volgens onderzoek van Floris de Graad en Pieter Breek gaf dit het kraken in de daaropvolgende jaren extra stimulans. Voor het eerst ontstonden in Amsterdam op grote schaal vrijplaatsen. In de gekraakte panden droegen bewoners gemeenschappelijk de verantwoordelijkheid voor het onderhoud van het pand en werd er vaak voor gekozen de inkomsten onderling te nivelleren. Ook werden er buurtvoorzieningen opgezet, zoals gereedschapsuitleen, volkskeukens, fietsenmakers en theaters. Kraakpanden waren dus niet alleen een reactie op woningnood, maar ook een plek waar idealen in de praktijk gebracht werden. 

Bed, tafel, stoel: huis

Vroeger was voor ontruiming een dagvaarding nodig die op naam van de bewoner stond. Door de identiteit van de bewoners te verbergen, bijvoorbeeld door alleen voornamen of bijnamen te gebruiken, kon men langer in de panden blijven wonen. Ook konden krakers ‘bewoningswil’ laten blijken door aan te tonen dat zich in de woning een huiselijk leven afspeelde. Dat was makkelijk te regelen door een bed, tafel en een stoel neer te zetten. Maar in 2010 was het uit met de pret en werd kraken per wet verboden. Sindsdien riskeren krakers maximaal een jaar celstraf. Dit had grote gevolgen voor het aantal vrijplaatsen. Waar Amsterdam in 1980 nog 78 vrijplaatsen kende, zijn dit er nu nog maar vijftien. 

Beeld afkomstig uit het blad ‘Kraakstaat’ (1983)

Sinds 1980 is er nog veel meer veranderd: de grondprijzen zijn explosief gestegen, waardoor alles zonder winstoogmerk de stad uitgedrukt wordt. Ook werd Amsterdam een aantrekkelijke vestigingsplaats voor bedrijven. De stad werd trendy, waardoor mensen met dikkere portemonnees naar de stad trokken. Maar het verdwijnen van vrijplaatsen is niet enkel een gevolg van de markt: de gemeente heeft hierin wel degelijk een rol gespeeld. Als grondbezitter heeft de gemeente Amsterdam er in vele gevallen voor gekozen dat de huur marktconform moest worden, wat voor sommigen een verdriedubbeling van de huur betekende. Zowel op nationaal als op gemeentelijk niveau is er bewust voor gekozen om commercialisering de vrije loop te laten. 

Geregeld zootje ongeregeld

Maar er zijn toch nog allerlei creatieve plekken in Amsterdam? Denk aan Pakhuis de Zwijger, De Ceuvel en de NDSM werf? Dat klopt. Deze vallen onder het zogeheten broedplaatsenbeleid van de gemeente Amsterdam, waarvoor in 1998 het startsein gegeven werd. De bedoeling daarvan was om broedplaatsen te creëren voor kunstenaars, bedrijven en woningen die, als het een beetje meezit, de stad ook nog wat extra allure geven. Toen het broedplaatsenbeleid net was ingevoerd, werd het volgens onderzoekers de Graad en Breek gefinancierd met fondsen die afkomstig waren uit de jaarlijkse inkomsten van het Grondbedrijf van de gemeente. Die inkomsten worden voornamelijk verkregen uit de toenemende waarde van de grond en de huizen die in het bezit zijn van de gemeente. De waarde van de grond neemt toe door de onbelemmerde marktwerking. Die broedplaatsen klinken dus als een leuk idee, maar het proces dat het ontstaan van de nieuwe broedplaatsen mogelijk maakt staat haaks op de ideeën die achter de oorspronkelijke vrijplaatsen zaten. Juist de marktwerking waar stichters van vrijplaatsen zich aan willen onttrekken, draagt bij aan de vervanging van vrijplaatsen door broedplaatsen. Vrijplaatsen zijn uitgesproken non-commercieel van aard en bieden een plek voor mensen die buiten de lijntjes kleuren. Door via het broedplaatsenbeleid te werken vernielt de gemeente in feite een prachtig kunstwerk, om de maker in ruil daarvoor een genummerde kleurplaat aan te bieden.  

Een kunstenaar die een broedplaats wil beginnen moet een officiële procedure doorlopen, waarbij het ‘nut’ van het project bewezen moet worden. De investering die gedaan wordt door het Bureau Broedplaatsen van de gemeente moet immers terugverdiend worden. Door deze bureaucratische molen worden initiatiefnemers gedwongen om de broedplaats als een bedrijf te runnen. Aan kunst en creativiteit op zichzelf wordt geen waarde meer gehecht. De enige vraag die telt is: wat levert het op? Ook grafisch ontwerper Floris van Driel stelt: ‘Waar kraken actief beslag legt op een ruimte om ook een stuk van de stad te claimen als je eigen, zijn broedplaatsen eerder een manier om de buurt op te leuken door er kunstenaars in te proppen voor weinig geld.’ Broedplaatsen werken volgens hem op lange termijn vooral gentrificatie in de hand. 

De gemeente heeft in het coalitieakkoord en door middel van het broedplaatsenbeleid erkend dat creatieve plekken in de stad behouden moeten worden, maar lijkt hiervoor geen structurele waarborging te bieden. Het vrijmaken van wat geld is nauwelijks voldoende om het verlies van de vrijplaatsen te compenseren, laat staan ervoor te zorgen dat deze in de toekomst kunnen blijven bestaan.  

Beeld afkomstig uit het blad ‘Kraakstaat’ (1983)

‘Excuse me, where is the street art?’

Vrijplaatsen spelen een belangrijke rol in het culturele en creatieve leven van de stad. Het zijn de laatste vestingen van een tegencultuur waarbinnen mensen op een andere manier invulling kunnen geven aan hun rol in de maatschappij. Bij het wonen of werken in een vrijplaats komt meer kijken dan in een reguliere woon- of werkomgeving. Er is intensieve betrokkenheid en gemeenschappelijkheid, die elders vaak mist. Het kraken van panden gaat niet alleen om woonruimte: er wordt een eigen, eerlijkere wereld gecreëerd. 

Het is nog maar de vraag of de teloorgang van de tegencultuur ooit hersteld kan worden. Amsterdam wordt een stad voor enkelen en niet voor velen. Hierdoor verliest de stad niet alleen mooie plekken, maar ook haar identiteit. Zelfs voor de mensen die enkel bezig zijn met geld verdienen is het een verlies. Nadat diverse kleurrijke kraakpanden aan de Spuistraat ontruimd werden, kregen bewoners van de straat immers dagelijks te maken met drommen toeristen die vroegen waar de street art gebleven was die zij in hun boekjes hadden zien staan. Dat zijn ironisch genoeg een hoop gemiste inkomsten aan street art tours.