Utopie en dystopie onder één dak

Tekst en beeld: Jolin Ordelman

De Nederlandse keuken betreft een recept met 17 miljoen ingrediënten. 17 miljoen unieke mensen, uit verschillende groepen, met allerlei interesses en uiteenlopende ideeën over de wereld, het leven en de Ander. Zoals bij elke complexe koek kan het helpen om de behapbare stukjes af te breken en op te delen. De politiek neemt een deel voor de kiezen. Het ontfermt zich over een zware brok nationaal beleid, en verspreidt zich op weg naar de kruimels, via provincie, regio, naar gemeente en stad. Met elk partje dichterbij voelen burgers zich meer onderdeel van het bewind. Het hapje kan zelfs kleiner: per wijk, per straat, per huis, tussen personen en per persoon (want ook in één enkel persoon kunnen verschillende meningen huizen). Vandaag waag ik me aan een snipper: hoe leef ik samen met mijn huisgenoot? 

Voorafgaand aan ons samenwonen (lees: als actief werkwoord) kwam mijn huisgenoot uit een dystopische samenwoonrelatie. In een huis met een vriendin, ze kenden elkaar al jaren. Wat kan er misgaan? Ze voelden zich niet fijn thuis. Soms ook wel. De avonden Love Island op de bank waren een groot genot. Ze verschilden echter fundamenteel in hun behoefte aan een opgeruimd en schoon huis. Erover praten en in bochten wringen, deden ze. Maar als de één van huis was, viel de ander terug in oud gedrag. Opnieuw vroeg ze om het aanpassingsvermogen van de ander, opnieuw werd ermee ingestemd. Intussen, als ze onverwachts thuis kwam, stond de woonkamer weer vol met halve maaltijden en lagen de kussens van de bank in de hoek (lees: als één kant van het verhaal). Op een gegeven moment was het genoeg. Het was mislukt. Mislukt in deze zin betekent dat er ‘proberen’ aan voorafgegaan is. Er is geprobeerd te werken naar een leefbare woonsituatie door met elkaar te praten, te luisteren en begrip te tonen door je te schikken naar de behoefte van de ander: op een fundamenteel woonverschil naar elkaar toe leven. Toch lukte het niet. Als vrienden klopte het, als huisgenoten niet. Betwistbaar is of ze er op tijd de plug uit trokken. Was het beter geweest om bij de eerste tekenen van botsing afstand van elkaar te nemen als huisgenoten, om de vriendschap te behouden? Of is het goed dat ze de moeite erin hebben gestoken? Zo leer je grenzen kennen en kom je erachter wat je zoekt in ‘samenwonen’. Misschien kan een utopie alleen bestaan in opvolging van een dystopie.

 Mijn huisgenoot en ik wonen nu bijna een jaar samen. Tot nu toe gaat het goed. We benoemden het begin als het allerbelangrijkste. Per week een check-up bij elkaar hoe het gaat, duidelijke afspraken maken, durven botsen en grenzen aangeven. Dit leek ons het recept voor een utopische huisgenootrelatie (lees: werk in uitvoering). Na verloop van tijd kwamen we erachter dat dit deels werkt, maar dat je mettertijd ook onuitgesproken kan aanvoelen waar de ander behoefte of genoeg aan heeft. Je leert de toon en blik van de ander kennen. In de ochtend laat de slaap in de ogen weten, dat er weinig woorden gewisseld hoeven te worden. Desondanks werden deze stiltes afgewisseld met gesprekken waarin nieuwe spanningen boven tafel kwamen, want een utopie is dynamisch. Hoe klein of groot het ook voelde, de ander mag het weten: gesloten deuren, brood op de plank, afdruiprekjes en het laatste eitje. 

‘Samenleven’ is een ijverig werkwoord, omdat utopie verandert met de mensen die veranderen. Wat werkt in onze relatie is dat we allebei aan de ruimte tussen ons in willen werken. Deze ruimte biedt een plek voor onze botsingen, verlangens, irritaties, gebreken, twijfels en gekkigheden.  Zoals in de woorden van de Jeugd van Tegenwoordig: ‘een goed begin is het halve werk, maar een goed begin is maar de helft’. Die tweede helft, daar moet je voor willen werken. Zou het fundamentele verschil tussen mijn huisgenoot en haar ex-huisgenoot cruciaal kunnen zijn in het opbreken van hun relatie? Er zijn immers ook verschillen tussen mijn huisgenoot en ik, maar wanneer zijn ze fundamenteel? In ons huis leeft een maatschappelijke breuklijn van stad en platteland, die we af en toe herkennen. Mijn huisgenoot groeide op in een stad en ik (lees: relatief) op het platteland. Dit verschil zit soms in onverwachte hoeken. Hoe we met anderen omgaan, ons netwerk, waar we rustig van worden, ons toekomstbeeld en meer. Zo nu en dan botsen we, maar afgelopen week vertelde ze me hoe leuk ze het ook vindt. We trekken elkaar hiermee namelijk uit onze aangeleerde patronen. De ruimte tussen ons in huisvest verschillen, en verzorgt ze. Hierdoor kunnen we er van beide kanten op reflecteren en van leren. 

Naar mijn partijdige idee, gebaseerd op een eenzijdig verhaal van een dystopisch huis en mijn subjectieve ervaring van een utopisch huis, is het koesteren en bewerken van het gebied tussen ons in onmisbaar in het werken naar een gezonde manier van samenleven. Dit gebied geeft een plek aan meningen, behoeften, vragen, verlangens, dromen, idealen, frustraties, dilemma’s, problemen, angsten, normen en waarden. Het is een werkplek. Er is geen juist antwoord, maar een open houding en inzet is essentieel. Ook fouten mogen er zijn, daar leren we van. Want zonder dystopie komen we geen stap dichterbij ons ideaalbeeld van een utopie.