Chaos in een systeemwereld – Hoe het gemeentelijk bestuursapparaat moet veranderen met hulp uit de antropologische hoek
Esther Sarphatie werkt voor en bij verschillende gemeenten en noemt zichzelf gemeente-antropoloog. Maar wat moet een antropoloog in die bureaucratische wereld tussen al dat papier? Antropologisch onderzoek naar de Nederlandse overheid komt nog niet veel voor, maar blijkt van groot nut te kunnen zijn. Wel moet de antropoloog nog haar best doen anderen hiervan te overtuigen.
Tekst // Julia Wunderink
Beeld // Josia Brüggen
Sinds 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor jeugdzorg, werk en inkomen en zorg aan langdurig zieken en ouderen, ook wel de decentralisatie van het sociaal domein genoemd. Dit besluit werd door de Tweede Kamer gemotiveerd met de gedachte dat de gemeenten beter in contact staan met burgers. Ook zou hiermee een bezuiniging van anderhalf miljard worden bewerkstelligd. Deze decentralisatie vereist verandering binnen de gemeenten en een metamorfose van het ambtelijk apparaat. Laat daarbij uitgerekend de antropoloog van onmisbare waarde te zijn.
Transformaties observeren
Esther legt uit hoe deze wijzigingen uit twee delen bestaan: de transitie en de transformatie. ‘De transitie, oftewel de technische overgang waarbij rechtmatigheid en doelmatigheid zegenvieren, snappen we in de Nederlandse bureaucratie heel goed. Maar de transformatie, de verandering in de manier van denken en kijken, de vragen over hoe men met voorzieningen en het contact met mensen om dient te gaan, vinden we echt heel moeilijk. En juist dat is waar antropologen goed in zijn, het observeren en begeleiden van transformaties.’
De transformatie op sociaal domein heeft
behoefte aan de antropologische stem.
Er is tot op heden vooral gewerkt aan de transitie, het juridische deel en de administratie. ‘Alles is geregeld, maar er is nog niks veranderd in de kijk op en het praktiseren van zorgverlening. Sterker nog, we zitten nog meer in een regelkramp.’ En daarom zijn volgens Esther antropologen juist nu heel hard nodig. ‘We zien dat al die veranderingen geen effect hebben. De zorg verbetert niet en de klachten nemen alleen maar toe: nog meer bureaucratie, administratie, afrekenbaarheid en plannen van bovenaf. Dat is een frustratie die bij inwoners en professionals dagelijks terugkomt.’
Gezocht: Antropoloog m/v
Esther heeft naast haar werk ook een boek geschreven samen met antropoloog Masja Cohen: Gezocht: Antropoloog m/v. Esther en Masja ontmoetten elkaar toen ze werkzaam waren bij de gemeente Amsterdam. In het boek staan de loopbanen van beide auteurs en andere antropologen beschreven om de relevantie van antropologisch werk te laten zien. ‘We vonden dat op universiteiten erg weinig aandacht werd besteed aan de toepassing van het vak op de arbeidsmarkt. De opleiding was vooral gericht op kennis vergaren en wij merkten dat we niet uitgerust waren om aan de arbeidsmarkt deel te nemen. Het boek is een pleidooi voor een andere invulling van de opleiding. We zagen dat antropologen zich in een soort geitenwollensokken-hoek van de quasiwetenschap lieten drukken en daar wilden we iedereen uithalen. Zoals we ons veldwerk praktisch en projectmatig benaderen, kunnen we ook een heel project runnen. Wij hebben die tools en competenties in handen. Het boek diende daarom als een soort imago-boost.’
Chaos in een systeemwereld
Maar kunnen de antropologische vaardigheden daadwerkelijk helpen bij het oplossen van de veranderingsproblemen in het ambtelijk apparaat? Op de vraag of Esther bij de gemeente het idee heeft dat ze haar tools en competenties in kan zetten, geeft ze een dubbel antwoord. ‘Steeds meer en ook steeds minder. Meer, omdat ik naar de gemeente ben gegaan om participerende observatie te doen. Ik wil van binnenuit snappen hoe bepaalde beslissingen of bezuinigingen doorgevoerd worden. Ik focus op verhalen van inwoners door in een vrij gesprek met ze te praten, zonder vragenlijsten of enquêtes. Dit is wat ik “narratief waarderen” noem. Hierbij word ik als een vreemde eend in de bijt gezien, afwijkend van de dominante mores. Ik ben vooral op de hand van de inwoners, terwijl de gemeente rechtmatig en niet responsief mag zijn. Veel ambtenaren werken procedureel en afstandelijk en zien het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad als hun directe baas. Maar de uiteindelijke baas is de samenleving.’
Voor liminaliteit wordt in de gemeentelijke bureaucratie
geen ruimte gecreëerd.
Eigenlijk wil Esther kiezen voor chaos, maar ze zit vast in een systeemwereld. ‘In die zin hoor ik er niet thuis. Maar toch hoor ik hier ook weer wel, juist omdat die transformatie op sociaal domein behoefte heeft aan de antropologische stem. Ondertussen begrijp ik hoe de gemeente werkt en redeneert. Ik ben altijd op zoek naar het motiverend narratief van ambtenaren, dat is juist in tijden van transformatie erg waardevol. De bestuurskundigen en economen, met hun dominantie van rechtmatigheid en doelmatigheid, lopen tegen hun grenzen aan. De aandacht is nu aan het verschuiven naar de mensen en daarom krijgt de antropologische stem meer gehoor. Van inwoners, ambtenaren, bestuurders, sociaal ondernemers en sociaal werkers krijg ik nu te horen: “Esther, dit is wat we nodig hebben!’’.’
Een echte antropoloog kan niet zonder haar concepten. Esther gebruikt voornamelijk de begrippen liminaliteit en tussenruimte om aan anderen duidelijk te maken hoe verandering plaats kan vinden. ‘Antropoloog Victor Turner schrijft over de noodzaak van liminaliteit: een geduide tijd die nodig is om een overstap te maken. Echter, daar wordt in de gemeentelijke bureaucratie geen ruimte voor gecreëerd. De ambtelijke gedragsregels, de doorgeschoten rechtmatigheid en de angst voor verlies van controle zijn zó dominant dat het maatschappelijk doel er niet toe doet.’ Volgens Esther zijn mensen niet meer gericht op het proces, maar alleen op het resultaat. Daar wordt je immers niet op afgerekend: ‘We hebben namelijk wel de transities gerealiseerd en het resultaat behaald, maar de mensen zijn er niet blij mee. Wat ontbrak is de tussenruimte, de ruimte om na te denken, te overleggen, te oefenen en te experimenteren. Deze liminele fase is essentieel voor transformatie’. En zo laat Esther zien dat antropologen zelfs tussen het bureaucratische papierwerk hard nodig zijn.