Als witte stranden drijfzand worden

Tekst: Lucca de Ruiter

Beeld: Oscar Slagveer

‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld’, aldus Artikel 1 van de Grondwet. Maar het Koninkrijk omvat niet alleen Nederland, en helaas is ook niet iedereen er gelijk. In het Caribische deel van de Nederlanden is de situatie, ondanks het uiterlijk van de eilanden, allesbehalve paradijselijk. Hoewel de eilanden formeel geen koloniën meer zijn, trekt Nederland er achter de schermen nog altijd aan de touwtjes. En dat gebeurt niet altijd in het belang van de eilandbewoners.

Vorige maand diende het eiland Sint-Maarten een petitie in bij de Verenigde Naties waarin Nederland beticht wordt van neokoloniaal gedrag. Nederland zou zich racistisch hebben opgesteld bij het verstrekken van coronahulp. Hoewel Nederland zich graag presenteert als een welwillende vriend van de voormalige koloniën, is de werkelijkheid minder rooskleurig. De reactie van de regering op de petitie was snoeihard; de beloofde coronasteun voor Sint-Maarten is inmiddels opgeschort. De Nederlandse ‘VOC-mentaliteit’ blijkt ook na de onafhankelijkheid van de eilanden nog springlevend. Na de Tweede Wereldoorlog benoemden de Verenigde Naties het ‘respect voor het principe van gelijke rechten en zelfbeschikking der volkeren’ als één van hun basisdoelstellingen. Alle landen die nog koloniën bezaten moesten ervoor zorgen dat deze begeleid werden naar onafhankelijkheid. Maar ons kleine kikkerlandje besloot daar niet helemaal aan mee te werken. Nederland sloot een aparte overeenkomst met de Caribische eilanden, het zogeheten koninklijk statuut, waardoor de eilanden niet helemaal onafhankelijk werden, maar deel uit zouden blijven maken van het Koninkrijk. Een dergelijke overeenkomst is nauwelijks gelijkwaardig te noemen; de eilanden waren nog sterk afhankelijk van Nederland, en hebben dus onder druk moeten instemmen. Dit zou volgens Nederland in het belang zijn geweest van de eilanden zelf, die nog niet ‘klaar’ waren om onafhankelijk te worden. Vanaf 2010 kwam er iets meer ruimte voor autonomie. Drie eilanden, Curaçao, Aruba en Sint-Maarten, gingen verder als afzonderlijke landen binnen het Koninkrijk met een eigen regering. Bonaire, Sint-Eustatius en Saba werden bestempeld als ‘bijzondere gemeenten’ van Nederland. Doordat deze gemeenten ‘bijzonder’ zijn, kan de Nederlandse overheid telkens besluiten of ze wel of niet mee worden genomen in bepaalde regelingen en wetten. In de praktijk heeft een inwoner van Saba daardoor minder rechten dan een Tilburger.

Dit is met name het geval op het gebied van sociale voorzieningen. Huurtoeslag, zorgtoeslag en uitkeringen zijn in Nederland goed geregeld. Voor de bijzondere gemeenten kon echter niet meteen vastgesteld worden hoeveel geld er nodig was om minimale bestaanszekerheid te creëren. Dat sociale minimum werd pas acht jaar later vastgesteld, nadat het College voor de Rechten van de Mens de Nederlandse regering op de vingers tikte en haar ervan beschuldigde de eilandbewoners te behandelen als tweederangsburgers. Toen het sociale minimum eenmaal werd vastgesteld door het kabinet, bleek ongeveer 40% van de huishoudens in de bijzondere gemeenten een lager inkomen te hebben dan nodig is om in het levensonderhoud te voorzien. In werkelijkheid zal het om nog veel meer mensen gaan die te weinig verdienen om rond te komen, aangezien onafhankelijk onderzoeksbureau Regioplan de armoedegrens hoger legde dan het kabinet. De toenmalige minister van Sociale Zaken, Tamara van Ark, zei in reactie op dat onderzoek dat ze de situatie elk jaar opnieuw zou bekijken en zou ingrijpen indien nodig. Inmiddels valt wel te stellen: een ingreep is hard nodig.

Uit een rapport uit 2019 van de Nationale ombudsman blijkt dat veel ouderen op de Caribische eilanden in bittere armoede leven. Het leven op de eilanden is duur. Het is geen uitzondering dat prijzen twee keer zo hoog zijn als in Europees Nederland. Zo kost een kilo druiven op Sint-Eustatius wel negen dollar. Met de schamele 644 dollar die ouderen per maand krijgen, is het voor hen haast onmogelijk om rond te komen. In het rapport komen schrijnende situaties aan het licht. Een verpleegkundige op Bonaire vertelt: ‘Gistermiddag kwam ik thuis bij de zuster van een van mijn cliënten. Op tafel lagen haar ochtendmedicijnen. “Waarom heeft u die niet ingenomen?”, vroeg ik. Ze vertelde dat de medicijnen alleen ingenomen mogen worden met eten en dat had ze niet. Haar geld was op.’ Ouderen lijden niet alleen onder de extreem hoge voedselprijzen, ook het wonen is duur. Een huurhuis kost al gauw vijfhonderd dollar per maand. Mensen krijgen hier geen compensatie voor, want Caribisch Nederland kent geen systeem van huurtoeslag. Alsof dat allemaal nog niet genoeg was, is er ook nog sprake van een tekort aan zorgpersoneel. In het rapport van de ombudsman komt een verpleegkundige voorbij die met twee anderen de verantwoordelijkheid draagt voor de zorg van zestig ouderen. Uit al deze voorbeelden wordt duidelijk dat het kabinet niet het benodigde geld vrij heeft gemaakt om zorg te dragen voor deze burgers. Dat de Nederlandse regering de portemonnee liever in haar zak houdt, bleek ook weer toen de eilanden nog meer ellende over zich heen kregen.

Een paradijs van dwang

In de afgelopen vier jaar werd Caribisch Nederland getroffen door een orkaan en een pandemie. In geval van nood springt de Nederlandse staat natuurlijk bij. Maar niet zonder addertje onder het gras. Toen Sint-Maarten in 2017 werd verwoest door orkaan Irma en om financiële steun vroeg, wilde Nederland dit alleen geven in ruil voor onder andere de oprichting van een integriteitskamer, een onafhankelijk bestuursorgaan dat er op toe moet zien dat de regering van Sint-Maarten ‘integer’ handelt. Los van of zo’n maatregel wel of niet nodig is, is het de vraag of het in een noodsituatie ethisch is om dit soort eisen te stellen. Het gaat om mensen in een kwetsbaar gebied die acute hulp nodig hebben. Tijdens de coronacrisis leek het er even op dat er hulp zou komen. Op 20 maart 2020 verkondigde het Nederlandse kabinet dat de eilanden in de strijd tegen corona niet zouden worden vergeten. Maar al gauw kwam de teleurstelling; de Nederlandse hulp aan Aruba, Sint-Maarten en Curaçao zou slechts een lening zijn, waaraan opnieuw strenge eisen werden verbonden. Bedenk wel: deze drie eilanden zijn autonome landen met een eigen regering. Na de explosie in Beiroet in augustus 2020 stelde Nederland in totaal vier miljoen euro beschikbaar. Daarbij werden geen eisen gesteld aan de Libanese regering. Hieruit blijkt een zekere neerbuigendheid en een gebrek aan respect voor de drie onafhankelijke landen binnen het Koninkrijk.

Enerzijds zou Nederland de autonomie van de eilanden moeten respecteren, maar tegelijkertijd draagt Nederland als voormalig kolonisator een verantwoordelijkheid voor het welzijn en de waarborging van de mensenrechten van haar Caribische burgers. Aan de Caribische delen van het koninkrijk wordt keer op keer het belang van een eerlijke, goed functionerende overheid benadrukt, en er is zeker ruimte voor verbetering. Maar Nederland geeft zelf, vooral in dat licht, niet bepaald het goede voorbeeld.