Verdreven uit de stad

Op zoek naar de oorzaken van gentrificatie in Rotterdam Crooswijk

Tekst: Roos Metselaar

Beeld: Sam van den Nieuwenhof

Rotterdam verandert in hoog tempo. Jonge vrouwen fietsen langs met yogamatjes onder hun armen, in de vensterbanken staan talloze pannenkoekenplantjes en op elke straathoek is wel een Instagram-waardige koffiebar te vinden. Het is duidelijk: de stad wordt overgenomen door yuppen. De gemeente Rotterdam viert feest; het plan om negen Rotterdamse wijken te transformeren tot ‘bakfietswijken’ lijkt gelukt. De zogenaamde opwaardering van deze wijken blijft echter niet zonder gevolgen: de komst van de één betekent het vertrek van de ander.

Lopend door Rotterdam Crooswijk zijn de veranderingen voelbaar. Wanneer ik de wijk binnenkom, geeft een man in een Feyenoord-trainingspak een vriendelijk knikje. Hij heeft in de ene hand een biertje en in de andere hand een peuk. Het lijkt bijna alsof hij zich voor een feestje heeft verkleed als ‘Rotterdammer’. Een paar straten verderop is de typisch Rotterdamse sfeer verloren gegaan. De nieuwbouwwoningen volgen elkaar op, sommigen zelfs nog in aanbouw. De tuintjes zijn verzorgd en vrijwel allemaal voorzien van een loungeset. In één straat staan zes bakfietsen. Op de hoek van deze straat zit koffiebar ‘Croos’. De naam prijkt in gouden letters op grote ramen en het interieur is een combinatie van okergeel, vintage meubels en groene planten. Op het menu staat onder andere: toast met avocado en chai latte.

Het contrast met Café Wandeloord, nog geen driehonderd meter verderop, kan bijna niet groter. In plaats van in een lichte ruimte met witte muren, kom je hier in een donker hol terecht. Het natuurlijke licht van de grote ramen bij Croos maakt plaats voor warm kunstlicht. Hier vind je geen licht hout en zachte stoelen, maar een hoge, donkere bar met harde barkrukken. Hoewel beide ondernemers de gezelligheid van hun eettent benadrukken, verschilt hun definitie hiervan duidelijk. In een interview met online tijdschrift Vers Beton uit 2017 geven de eigenaressen van Croos aan dat ze ‘in Crooswijk een “huiskamer” misten waar mensen kunnen samenkomen’. Blijkbaar voldoet Café Wandeloord, dat al meer dan zestig jaar op de hoek van de straat zit, niet aan hun criteria voor een ‘huiskamer’. Dat is ook niet zo gek, want naast het interieur en de menukaart, is ook het publiek van de twee cafés compleet verschillend. Bij Café Wandeloord komen vooral Rotterdammers die in Crooswijk geboren en getogen zijn. Bij Croos vind je nieuwe bewoners, foodbloggers en toeristen. Het is een zichtbaar voorbeeld van de groeiende tweesplitsing in de wijk. Uiteindelijk zal de laatste groep de eerste steeds meer vervangen.

Van lokale slager naar fotogenieke yogastudio

De opkomst van nieuwe ‘hippe’ ondernemingen, zoals yogastudio’s en industriële koffietentjes, wordt vaak terecht gezien als een van de eerste tekenen dat er een proces van gentrificatie aan de gang is. Meestal wordt het verhaal als volgt verteld: hoogopgeleide alleenstaanden, net afgestudeerden of kunstenaars zoeken een goedkope plek om te wonen in de stad. Ze voelen zich aangetrokken tot oudere, arme wijken vanwege de betaalbare woningen, ruwe uitstraling en voordelige ligging ten opzichte van het centrum. De voorzieningen in de wijk passen zich aan de instroom van deze nieuwe groepen aan. De jonge, hoogopgeleide nieuwkomers hebben andere consumptiepatronen dan de oude bewoners en dus groeit het aantal duurzame cadeauwinkels en fotogenieke sportscholen. Met deze veranderingen in bewoners en voorzieningen wordt de buurt automatisch aantrekkelijker voor andere groepen. Deze nieuwkomers, vooral kapitaalkrachtige gezinnen, die zich aangetrokken voelen tot deze ‘opkomende’ buurt, bieden kansen voor projectontwikkelaars. Nieuwe woningen schieten als paddenstoelen uit de grond. Hier is de keerzijde van het gentrificatieproces te zien: de nieuwe en gerenoveerde woningen zijn vaak veel duurder dan de oude huizen, waardoor de oorspronkelijke bewoners de huur niet meer kunnen betalen. Bovendien worden ze van de wijk ontvreemd door de nieuwe winkels en restaurants, die buiten hun smaak én budget vallen. Langzaam nemen hoogopgeleide, kapitaalkrachtige ‘yuppen’ de wijk over en worden de armere bewoners verdreven naar wijken verder van het centrum.

         Natuurlijk zit er een kern van waarheid in deze uitleg van gentrificatie. Het omschrijft precies het stedelijke proces dat aan het eind van de twintigste eeuw in Engeland plaatsvond en waarop planoloog Ruth Glass het begrip gentrificatie baseerde. Sinds deze golf van gentrificatie is er echter veel veranderd in het proces, hoewel het resultaat vaak hetzelfde blijft. Hoewel gentrificatie vaak nog steeds gezien wordt als een natuurlijk proces dat gebaseerd is op de vraag van een nieuwe, kapitaalkrachtige en hoogopgeleide middenklasse, is het in werkelijkheid geworden tot een bewust proces dat wordt nagestreefd door lokale overheden. De uitkomst van het proces is dus nog hetzelfde, maar de aanzet is veranderd. Een van de Nederlandse gemeentes die zich in het bijzonder hard maakt voor gentrificatie is de gemeente Rotterdam.

Yuppen met een bakfiets

In een van de pas opgeleverde straten in Crooswijk spant een vrouw een regenhoes over haar bakfiets. Voor als haar dure, legergroene RAINS-regenjas en haar recyclebare Marqt-tas nog niet genoeg waren, brengt de bakfiets het besef: dit is het bakfiets-gezin waar iedereen het over heeft, de yuppen die deze buurt ‘koloniseren’, het jonge stel dat Crooswijk wel ‘lekker ruig’ vindt. Het zijn van die mensen die avocado’s kweken in hun huiskamer en ’s avonds in een hippe sportoutfit Bikram Yoga doen. Maar belangrijker: het zijn de mensen waarvoor de gemeente Rotterdam deze huizen heeft gebouwd.

In 2015 wees de gemeente Rotterdam negen wijken, waaronder Crooswijk, aan om onder handen te nemen. Voor het plan werd 4,5 miljoen euro uitgetrokken. Verantwoordelijk wethouder Ronald Schneider van Leefbaar Rotterdam stelde dat het doel was om een leuke woonomgeving te creëren voor gezinnen door bijvoorbeeld parkjes aan te leggen en stoepen te verbreden. Door deze maatregelen zouden er 10% meer ‘kansrijke’ gezinnen in de wijken rond het centrum moeten komen wonen. Deze ‘kansrijke’ gezinnen worden omschreven als ‘gezinnen met hoogopgeleide, werkende of werkzoekende ouders, die geen bijstandsuitkering ontvangen en een duurdere huur- of koopwoning (willen) bewonen’. Het ging bij deze maatregelen dus niet simpelweg om meer gezinnen in de wijk, zoals wethouder Schneider beargumenteerde, maar vooral om gezinnen met geld. De aangewezen wijken werden door de gemeente gedefinieerd als ‘bakfietswijken’. Ondertussen wordt deze term niet meer in beleidsstukken gebruikt en wordt er gesproken over ‘kansrijke wijken’, maar de associatie met bakfietsen laat zien dat er geprobeerd werd een specifiek soort gezin aan te trekken. De bakfiets werd geassocieerd met tweeverdieners, met haastig bellende moeders met kinderen voorin en met vaders die nog even snel de kinderen naar school brengen, om daarna te gaan connecten op een netwerkevent. De gemeente Rotterdam was niet op zoek naar meer gezinnen, maar enkel naar gezinnen met hoogopgeleide ouders en een hoog inkomen. De bredere stoepen waren dan ook bedoeld om bakfietsen te parkeren.

         Deze poging tot het aantrekken van kapitaalkrachtige gezinnen is niet incidenteel. Al rond de eeuwwisseling waren er zorgen in de Rotterdamse gemeenteraad; een aantal wijken lag er vervallen bij en er waren veel sociaaleconomische problemen. Het aantrekken van kapitaalkrachtige gezinnen werd als oplossing gezien. Zo bestond in 2000 nog 21,5% van de totale Rotterdamse woningvoorraad uit koopwoningen. In 2013 was dat al gestegen tot 34,3%. Ook werd in 2005 geprobeerd jonge, creatieve stedelingen en hun gezinnen aan te trekken met ‘klushuizen’, die door nieuwe bewoners zelf konden worden gerenoveerd. Het beleid is sindsdien weinig veranderd. In augustus 2019 bleek uit onderzoek van Trouw dat de gemeente Rotterdam de sociale woningvoorraad te rooskleurig waardeerde, om meer dure woningen te kunnen bouwen. Al deze maatregelen passen in het stedelijke beleid, waarbij er niet alleen meer dure woningen worden gebouwd om kapitaalkrachtige gezinnen aan te trekken, maar waarbij er ook steeds meer goedkope woningen worden gesloopt. Tussen 2012 en 2019 nam het aantal huurwoningen in bezit van een woningcorporatie in Rotterdam met negenduizend af. In het beleidsplan ‘Woonvisie 2030’ wordt tussen 2017 en 2030 nog eens een afname van zestienduizend goedkope woningen voorgeschreven. Het is dus geen toeval dat het aantal pannenkoekenplantjes in Crooswijk zo is gegroeid; het is het resultaat van een bewuste poging om meer yuppen naar de wijk te trekken. De vraag is: waarom wil Rotterdam zo graag inwoners met een hoger inkomen?

Het gaat goed

Toen de gemeente Rotterdam de bakfietswijken in het leven riep, was het doel vooral om van de nieuwe bewoners rolmodellen te maken. Ze werden omschreven als ‘sterke schouders’ waar de buurt op zou kunnen bouwen. Die doelstelling lijkt bij lange na niet behaald. Als je de PowNed documentaire Crème de la Crooswijk uit 2018 kijkt, wordt vooral de vijandigheid jegens de nieuwkomers duidelijk. Zo zegt Marco, die al zijn hele leven in de wijk woont: ‘Dat zijn yuppen. Die gaan mij eruit kankeren, uit mijn kankerbuurtje.’ Ondanks de grove taal, legt deze documentaire de vinger op de zere plek. ‘Ik denk dat wij niet meer in het plaatje passen’, spreekt de eigenaresse van Café Wandeloord, waarmee ze de terechte angst verwoord om verdreven te worden uit de buurt. Een van de bewoners spreekt over een veelvoorkomend scenario. Zijn woning werd gerenoveerd en hij moest tijdelijk weg, maar kreeg ‘terugkeergarantie’. Die garantie was een stuk minder waard toen zijn huur na de renovatie van 300 euro naar 710 euro steeg.

         De documentaire schetst een doembeeld: winkels gaan failliet en bewoners moeten vertrekken. Maar volgens de gemeente zijn deze veranderingen noodzakelijk. ‘Sociale menging’, het bewust zorgen voor een andere samenstelling van inkomensgroepen in een wijk, zou de situatie voor alle buurtbewoners verbeteren. In sommige Rotterdamse wijken zouden inwoners elkaar namelijk gevangen houden in armoede en een slecht leefmilieu. Volgens stadsgeografen Justus Uitermark en Reinout Kleinhans en socioloog Jan Willem Duyvendak is het stadsbestuur in werkelijkheid vooral bang voor sociale onrust in de stad. Het aantrekken van middenklasse-gezinnen is dan ook een manier om de controle te houden. Het besturen van een stad met hogere inkomens is ‘makkelijker’: de kosten zijn lager en er is minder sociale onrust. Een wijk met veel arme inwoners vraagt bijvoorbeeld om meer wijkteams en woningonderhoud. Kapitaalkrachtige gezinnen hebben minder bijstand nodig en zorgen voor minder kosten. Daarnaast levert zo’n rijke wijk ook meer geld op. Zo stelde toenmalig burgemeester Ivo Opstelten in 2007 dat hoge inkomens belangrijk zijn voor een goed vestigingsklimaat voor internationale bedrijven. In zijn woorden: ‘Als yuppen gelukkig zijn in de stad, dan gaat het er goed.’ De concurrentiepositie ten opzichte van andere steden wordt dus beter als de stad gevuld is met kapitaalkrachtige inwoners. De eigenaresse van Café Wandeloord heeft gelijk: ze past niet meer in het commerciële plaatje van Rotterdam.

Volgens Marco zijn het yuppen die hem uit Crooswijk verjagen. In werkelijkheid is de komst van yuppen enkel een zichtbaar gevolg van overheidsbeleid. Dit beleid is de echte reden dat Marco waarschijnlijk zal moeten verhuizen uit ‘zijn’ wijk. Het ‘opwaarderen’ van de stad klinkt positief, maar de komst van kapitaalkrachtige inwoners gaat altijd gepaard met een afname van de inwoners zonder dit kapitaal. Als er niets verandert aan het beleid zal er in Rotterdam uiteindelijk alleen nog plaats zijn voor rijke, hoogopgeleide yuppen met een bakfiets.