Laten we het wel gezellig houden

Het belang van gesprekken over racisme

Tekst: Stans de Jong

Beeld: Oscar Slagveer

In de zomermaanden van 2020 gingen duizenden Nederlanders de straat op om te demonstreren tegen racisme. Ook in Nederland hebben we wel degelijk te kampen hebben met racisme. Toch hoor ik mensen om me heen vaak zeggen dat het hier in Nederland allemaal wel meevalt. Op verjaardagen worden er vaak grapjes gemaakt over de demonstraties; als je dan een serieus gesprek wil aangaan krijg je al snel te horen dat het wel ‘gezellig’ moet blijven. 

Ik schrijf dit artikel omdat ik het lastig vind om gesprekken over racisme aan te gaan. Ik zal nooit weten hoe het is om racisme te moeten ervaren en ik ben me bewust van mijn geprivilegieerde positie als wit persoon. Het valt me op dat veel witte mensen om me heen racisme ‘een moeilijk onderwerp’ vinden en het zien als een ver-van-mijn-bed-show, terwijl dat het juíst niet is. Zolang witte mensen ontkennen dat zij – hoewel ze zich geen racist voelen – een rol hebben in het bestaan van racisme, zal er geen verandering plaatsvinden. Het is niet enkel het probleem van mensen die er slachtoffer van zijn, het is vooral ook het probleem van de mensen die het genereren en in stand houden, bewust of onbewust. 

Zoals de Amerikaanse activiste en filosofe Angela Davis zegt: ‘In een racistische samenleving is het niet genoeg om geen racist te zijn, we moeten anti-racistisch zijn.’ In plaats van enkel te zeggen dat je geen racist bent, moet je dus proactief handelen en racisme op die manier tegengaan. Hier hoort bij dat je jezelf moet onderwijzen en soms gesprekken moet voeren die niet altijd even makkelijk zijn. Niet iedereen in mijn familie of vriendenkring denkt bijvoorbeeld hetzelfde over racisme als ik. In deze gesprekken wil ik wel de discussie voeren maar tegelijkertijd mijn liefde voor de desbetreffende persoon bewaren. Hoe reageer je dan op iemand die zegt dat het allemaal wel meevalt? Laat je het gaan of ga je het gesprek aan? 

Een tolerant zelfbeeld

Het Nederlandse zelfbeeld is aan herziening toe. Nederland wordt als een progressief en zeer tolerant land gezien, waarbij vrijheid en gelijkheid hoog in het vaandel staan. Gloria Wekker beschrijft in haar boek White Innocence dat veel witte Nederlanders zichzelf veelal beschrijven als ‘tolerant, ethisch gerechtvaardigd, kleurenblind en vrij van racisme’ en daarom vaak snel in een defensieve kramp schieten wanneer dit positieve zelfbeeld in twijfel wordt getrokken. De vierhonderd jaar Nederlandse imperiale heerschappij is van grote invloed op het ‘culturele archief’: de opvattingen waarmee witte Nederlanders zijn opgegroeid en die verweven zijn in hun doen en laten. Dit wordt vaak beschouwd als de normale gang van zaken. De geschiedenis heeft dus een essentiële rol in hoe er in het heden wordt gedacht en gehandeld. 

Wekker beschrijft een paradox waarbij Nederlanders een tolerant en niet-racistisch zelfbeeld hebben, terwijl de maatschappij waar zij deel van uitmaken onderhevig is aan mechanismen van institutioneel racisme. Institutioneel racisme houdt in dat er sprake is van systematische discriminatie van groepen op basis van geschreven én ongeschreven regels, tradities, gedrag en omgangsvormen. Dit bevindt zich onder meer in de taal, sollicitatieprocedures, de huizenmarkt, de ‘Nederlandse tradities’ en politiekorpsen. Hoeveel bewijs van racisme er ook wordt aangedragen, veel witte mensen lijken er alleen over te willen praten wanneer zij zich er comfortabel bij voelen. Als wit persoon hoef je je echter niet comfortabel te voelen als het over racisme gaat. Een gesprek over racisme wordt juíst nuttig wanneer het wat ongemakkelijk wordt. 

Institutioneel racisme

In gesprekken met familie en vrienden komt vaak naar voren dat racisme enkel wordt gezien als een hatelijke en agressieve houding richting mensen van kleur. Je zou dan alleen ‘een racist’ kunnen zijn wanneer je daadwerkelijk kwade bedoelingen hebt. Deze gedachte heeft vooral te maken met ‘het tolerante zelf’ dat in gevaar wordt gebracht zodra witte mensen geconfronteerd worden met hun gedrag dat als racistisch wordt ervaren zonder dat ze dat zelf bewust zo bedoeld hebben. Zoals Philomena Essed beschrijft in haar boek Alledaags Racisme, is hierbij het onderscheid tussen de impact en intentie van bepaalde woorden of acties erg belangrijk. De intentie van gedrag heeft namelijk niets te maken met de impact ervan. Iemand kan racistisch zijn, zonder zich daar bewust van te zijn. Racisme bestaat in het sociale en politieke systeem en in het algemeen gedachtegoed. Het is gebaseerd op historische, systematische onderdrukking en macht. Racisme als ‘haat’ is slechts een klein onderdeel van de gehele betekenis. 

Institutioneel racisme zit verweven in de instituties waar de maatschappij via functioneert. Mensen met een witte huidskleur merken er niet veel van, omdat zij er niet structureel benadeeld door worden. Weinig mensen hebben bijvoorbeeld opgemerkt dat de belastingdienst jarenlang mensen met een dubbele nationaliteit selecteerde voor extra controles. Dit heeft ertoe geleid dat de kinderopvangtoeslagen bij duizenden ouders onterecht of op basis van minieme foutjes werden stopgezet en teruggevorderd. Daarnaast werd er gekeken of de aanvrager een ‘risico’ vormde voor de belastingdienst. Omdat deze benadeling enkel voorkwam bij mensen met een dubbele nationaliteit, zijn fraude-cijfers verdraaid en daarmee werden bestaande vooroordelen over de benadeelde groepen ten onrechte bevestigd.

Kleurenblind

We moeten gesprekken blijven voeren met onze vrienden en familie om racisme proactief tegen te gaan. Dit betekent dat we het moeten hebben over wat racisme is. Racisme gaat niet puur over kwade intenties, maar voornamelijk over het ongelijke en discriminerende systeem waar onze samenleving op gebouwd is. Vaak hoor ik mensen om me heen zeggen dat het benadrukken van verschillende huidskleuren juist discriminerend is: ‘Ik zie geen kleur, in mijn ogen is iedereen gelijk’. Deze opmerking is problematisch omdat iemand die kleurenblind is geen oog heeft voor hoe huidskleur in de bestaande maatschappij juist bepalend is voor hoe je wordt behandeld. Zolang racisme bestaat, moet je het hebben over huidskleur om racisme op die manier proactief tegen te gaan. 

Als wit persoon is het belangrijk om je bewust te worden van wit privilege, om zo te kunnen erkennen dat we in een systeem leven waarin ongelijkheid in stand gehouden wordt. Wit privilege houdt in dat je nooit een belemmering hebt hoeven te ervaren op basis van de kleur van je huid, terwijl mensen van kleur dit in de dagelijkse praktijk wel ervaren. Ook ik – als wit persoon – heb me nooit specifiek benadeeld gevoeld op basis van mijn huidskleur. Het is dan erg makkelijk om je hoofd weg te draaien van racisme, maar besef dan dat dit een keuze én een privilege is.

Het kan moeilijk zijn om gesprekken over racisme te voeren. Je gaat ongetwijfeld fouten maken. Maar één ding moet duidelijk zijn: stil zijn heeft geen zin. Door deze lastige gesprekken te voeren en daarmee anti-racistisch te handelen, help je eraan mee het tolerante Nederlandse zelfbeeld te bevragen. Door het gesprek aan te gaan, maak je mensen ervan bewust dat racisme wel degelijk een groot probleem is in de Nederlandse samenleving. In plaats van stil te zijn, moet je je mond opentrekken. Wanneer je ‘neutraal’ bent, kies je de kant van de onderdrukker. De tijd om neutraal te zijn is voorbij.