Rotterdam in vuur en vlam

Van puinvlakte tot architectuurstad

Tekst: Tess Zondervan

Beeld: Marije Nieuwland

Waar de één rust en regelmaat vindt in de strakke, rechte lijnen van de Rotterdamse architectuur, vindt een ander het kil en sober. Waar echter niet over te twisten valt, is dat de stad er ooit anders uit heeft gezien. Panden vol historie sierden de binnenstad en mysterieuze straatjes kronkelden door de stad. De inwoners leefden een prettig bestaan in hun Rotterdam. Tot aan die ene dag. Rotterdam kleurde rood oranje en geel. Daarna werd het zwart. Donker.

Nog voor zonsondergang werden de eerste parachutisten uit een vliegtuig gedropt. Tien mei 1940 zal in Rotterdam nooit vergeten worden. Watervliegtuigjes landden op de Maas en het Noordereiland werd veroverd. In de eerste instantie vonden de Rotterdammers het nog wel ‘een leuk verzetje’ om soldaatjes te kijken na het boodschappen doen, zolang er maar geen doden vielen aan de Hollandse zijde. Maar al snel vielen de eerste bommen. Daarna meer. En nog meer. Binnen een kwartier tijd stond Rotterdam in vuur en vlam. Alles wat de stad ooit geweest was, was nu in één oogopslag verdwenen. De vooroorlogse binnenstad van Rotterdam veranderde in een dikke laag as. Dagenlang woekerden de vlammen boven de Rotterdamse daken uit. Daken die geen daken meer waren, van gebouwen die geen gebouwen meer konden zijn. Alles waar zo hard voor gewerkt was, verloor plotseling zijn betekenis. De Nederlandse band Doe Maar schreef een lied dat het gevoel van de Rotterdammers maar al te goed beschrijft:

Carrière maken

Voordat de bom valt

Werken aan mijn toekomst

Voordat de bom valt

Ik ren door mijn agenda

Voordat de bom valt

Veilig in het ziekenfonds

Voordat de bom valt

En als de bom valt

Lig ik in mijn nette pak

Diploma’s en mijn cheques op zak

Mijn polis en mijn woordenschat

Onder de flatgebouwen van de stad

Laat maar vallen dan, het komt er toch wel vanHet geeft niet of je rent

Als vrienden gekomen

De branden die direct na het bombardement overal rond het Rotterdamse centrum uitbraken, werden door een harde wind aangewakkerd. Deze wind gaf de vuurzee de ruimte om zich verder te verspreiden over de stad. Doordat de wind ‘s nachts draaide, vielen ook andere stadsdelen aan de vlammen ten prooi. Waterbronnen waren onbereikbaar en de brandweer kon weinig doen. Bijna tachtigduizend Rotterdammers raakten van het ene op het andere moment al hun bezittingen kwijt en werden dakloos. Toen op zestien mei de grootste branden geblust waren, werd duidelijk dat een gebied van 258 hectare, zo’n 361 voetbalvelden, verloren was gegaan. Van de 36.479 woningen en andere gebouwen die op deze grond stonden, was niets meer over. Nog dagenlang werden slachtoffers onder het puin vandaan gehaald. De Rotterdammers wisten niet eens waar ze al het puin moesten laten. Zo’n 850 tot 950 mensen lieten het leven. 

De vraag of het bombardement voorkomen had kunnen worden, blijft nog altijd boven de oppervlakte zweven. Het Duitse leger was vastberaden de stad Rotterdam te veroveren vanwege de strategische ligging van de Rotterdamse haven. Daarom stelden ze een ultimatum: als Nederland zich niet op tijd zou overgeven, zou Rotterdam gebombardeerd worden. Maar terwijl de onderhandelingen over de Nederlandse capitulatie nog in volle gang waren, verschenen de eerste bombardementsvliegtuigen al boven de stad. Het verhaal gaat dat het Duitse leger heeft geprobeerd de vliegtuigen te laten keren, maar dat 57 daarvan de boodschap niet hebben meegekregen en hun bommen boven Rotterdam hebben geloosd. Of dit miscommunicatie of opzet was, dat zal altijd in de lucht blijven hangen.

Voor de Nederlandse kolonel Scharroo zat er niet veel anders op dan de stad over te geven. Direct werden de Duitse eisen ingewilligd en moest toenmalig burgemeester P.J. Oud van de Duitsers het bericht verspreiden dat hij met zijn leven borg zou staan voor de rust in de stad. In zijn proclamatie zei Oud onder andere: ‘Laat ieder dit toch goed begrijpen. Iedere daad van vijandelijkheid tegenover deze troepen is in strijd met de overeenkomst, die de commandant van Rotterdam met den Duitschen commandant heeft gesloten. Het is onze plicht die overeenkomst in alle opzichten eerlijk na te komen.’ Ook schreef hij: ‘Laat ieder zoveel mogelijk is, aan zijn gewone werk gaan.’ Wat de burgemeester ook werd geëist te vermelden, was dat de Duitsers ‘als vrienden’ waren gekomen. Maar dat deel kon hij niet over zijn hart verkrijgen en liet hij achterwege. De proclamatie werd met de handpers gedrukt, want de stroom had het in Rotterdam laten afweten. 

Geheime praktijken en schaarse koffie

Ondanks alle ellende gaven de Rotterdammers niet op en waren ze vastberaden hun stad weer op te bouwen; beter dan ooit. Ze konden immers, zogezegd, met een ‘schone lei’ beginnen. Direct de dag na het bombardement begonnen de Rotterdammers met het ruimen van puin en het inventariseren van de schade. In de volksmond werd het rampgebied al snel ‘de Puin’ genoemd. Op 18 mei 1940, slechts twee dagen na het doven van de grootste branden, kreeg stadsarchitect Willem Gerrit Witteveen opdracht om een plan op te stellen voor het heropbouwen van het stadscentrum. Deze dag werd uitgeroepen tot ‘Wederopbouwdag’ en is nog vele jaren gevierd in Rotterdam. Witteveen wilde de essentie van het oude Rotterdam teruggeven aan de Rotterdammers, en ontwierp daarom een stad met brede straten en veel ruimte voor water en groen. De woningen moesten sanitaire voorzieningen hebben maar ook gevelwanden in historische stijl. Er moest harmonie spreken uit de architectuur. 

‘Bommen zijn eigenlijk de beste vrienden van planologen’, stelt historicus Hans van der Pouw. ‘Zodra de sirenes ophouden verschijnen ze als gieren boven de vlaktes’. Dat bleek zeker het geval. In 1942 kondigden de bezetters een algemene bouwstop af, en pas na de oorlog kon de wederopbouw voortgezet worden. Deze bouwstop bood ruimte aan een groep vooraanstaande industriëlen om na te denken over de toekomst van Rotterdam. Ze ontmoetten elkaar in het geheim in het theehuis van de Van Nellefabriek om over een schaars geworden kopje ‘echte’ koffie de Wederopbouw te bespreken. Rotterdam moest een functionele stad worden, waarin verschillende soorten verkeer van elkaar gescheiden werden en de historische bouwstijl plaats moest maken voor een moderne vormentaal. Van de vooroorlogse provinciale uitstraling van de stad wilden de industriëlen niets weten, en daarom probeerden ze het historiserende plan van Witteveen omver te werpen. Witteveen voelde zich verraden door zijn voormalige architectenvrienden, raakte hierdoor overspannen en was genoodzaakt af te treden van zijn taak als stadsarchitect. De industriëlen kregen hiermee hun zin, en de nieuwe stadsarchitect Cornelis van Traa bracht de plannen tot werkelijkheid. 

Tegen het einde van de vorige eeuw was de kale vlakte, die de Rotterdammers maar al te goed hadden leren kennen, weer helemaal volgebouwd. De eerste panden die tijdens de Wederopbouw waren gebouwd werden zelfs alweer gesloopt om plaats te maken voor nog modernere exemplaren. De verschillende bouwkundige ingrepen in de stad hebben geleid tot gelaagdheid en een steeds verder ontwikkelend architectonisch beeld. Een van de belangrijkste punten uit het Basisplan van Witteveen is daarbij nog altijd terug te zien: Rotterdam kent geen afgerond stadsbeeld, maar biedt altijd ruimte voor toekomstige ontwikkelingen.  

Rotterdam ontwikkelde zich in de afgelopen decennia tot de stad met de modernste architectuur van Nederland. Met instituten als het Berlage Instituut, AIR en de Academie van Bouwkunst levert de stad een enorme bijdrage aan het Nederlandse architectuurklimaat. Zo vormen bijvoorbeeld de Markthal, de Erasmusbrug, de Kubuswoningen, het Depot van Boijmans van Beuningen en het Centraal Station een inspiratie voor menig architect. Deze iconen zijn niet meer uit de stad weg te denken. De architectonische hoogstandjes vormen niet alleen de handtekening van de stad vandaag de dag, maar ook de handtekening van de Rotterdammers van de afgelopen eeuw. Hun wilskracht en doorzettingsvermogen hebben geleid tot een stad die beter werd dan ooit. De lege as-vlakte van 1940 heeft hen het hoofd niet doen laten hangen, maar juist laten heffen, en dat staat gegrift in de reflectie van de Rotterdamse architectuur.