Een geschiedenisles over identiteit

Hoe geschiedenis tot leven komt in het heden

Tekst en beeld: Oscar Slagveer

Op 16 juni 2020 werd het standbeeld van Juan de Oñate weggehaald in Albuquerque, New Mexico. Hij is één van de vele standbeelden die zou worden verwijderd als gevolg op de protesten na de moord op George Floyd. Dit had als gevolg dat in veel landen kritisch werd teruggekeken op de manier waarop westerse geschiedenis wordt verteld. Draagt de manier waarop wij de westerse geschiedenis aanleren bij aan de instandhouding van institutioneel racisme? Het antwoord ligt complexer dan men denkt.

Als Nederlander van Surinaamse afkomst lagen de geschiedenislessen in retrospectief gevoeliger dan ik aanvankelijk dacht. Ik herinner me hoe ik als kind op de basisschool altijd stond te popelen om de leraar te horen vertellen over de historische figuren en gebeurtenissen die onze maatschappij hadden vormgegeven. Zeker als kind met een grote fantasie, voelde het als een spannende interactieve attractie om te horen over de Franse Revolutie en de Nederlandse helden die ons hadden bevrijd van de Spanjaarden in de Tachtigjarige Oorlog. Ik beleefde deze lessen altijd als een soort reis waar ik mezelf ook in kon voorstellen. Het was immers de geschiedenis van het land waarin ik was geboren. Ik was onder de indruk en wilde me verbonden voelen met het gevoel van trots en identiteit dat in deze lessen naar boven kwam. Ik stelde me vatbaar op en twijfelde niet aan de informatie die me werd geleverd. Ik werd enthousiast als we het voor één les hadden over Suriname en de slavernij en vond het niet raar als de rest van de lessen weer gingen over de geweldige industriële revolutie. Ik herinner me hoe de leraar op een gegeven moment naar de slavernij verwees als ‘een zwarte bladzijde in onze geschiedenis’. 

Het zou nog lang duren voordat ik me zou realiseren hoe raak deze woorden waren en hoe ze mij altijd bij zouden blijven. Naast het feit dat de slavernij daadwerkelijk slechts twee bladzijden opmaakte in onze geschiedenisboeken, was het voor mij ook de enige connectie met mijn Surinaamse erfgoed binnen deze lessen. Wat voor mij met mijn naïeve verwachtingen een positief moment had kunnen zijn van erkenning en identiteit werd ineens een moment van negativiteit, schaamte en ongemak. Ik zat in een diverse klas met veel verschillende etniciteiten, maar dat zou altijd het moment blijven waarop ik mezelf en mijn niet-Nederlandse vrienden niet meer kon herkennen in de historische verhalen van de leraar. Het gevoel van trots waar ik eerst zo op teerde was aangetast. Een gedeelte van mijn wezen en mijn Nederlandse identiteit voelde zich nu ineens ‘anders’.

De Realisatie

Op de middelbare school begonnen de twijfels over de vertelling van de geschiedenis voor het eerst op te komen. Ik ging naar het VWO en ik herinner me dat we een film keken over Columbus. De leraar maakte duidelijk dat de Columbus die we in deze film zagen niet representatief zou zijn voor de Columbus die daadwerkelijk heeft geleefd. De Columbus in deze film was een sympathieke man die na een ‘enge’ confrontatie met een paar mannen van de lokale Taino bevolking bevriend raakte met inheemse stammen. We zagen hoe ze hun eten deelden en hoe ze samen lachten om een kampvuur totdat Columbus bij toeval ontdekte dat één van de mensen een gouden ketting droeg. Hier stopte de leraar de film en ging hij verder met de les, waarbij hij nogmaals iets zei over hoe deze clip niet representatief was voor de echte interactie. Toch zou deze clip mij altijd bijblijven en zou het nog jaren duren voordat ik me bewust zou worden van het daadwerkelijke verloop van deze interactie en de behandeling van de inheemse mensen. 

Deze ontwikkeling betekende echter niet dat ik me begon te realiseren dat er misschien meer kanten waren aan het verhaal dan ik in eerste instantie had gedacht, maar dat deze andere perspectieven werden vertegenwoordigd als bijzaak. We wisten dat het verhaal dat in de film werd laten zien niet representatief was voor de realiteit, maar de docent liet deze vertelling van de geschiedenis alsnog zien. Er werd ons verteld dat er een mogelijkheid was dat Columbus misschien verantwoordelijk was voor vreselijke daden jegens de inheemse bevolking. Het was niet per se interessant om te weten wat voor daden. Dit was een tumultueuze fase in de ontwikkeling van veel gekleurde leerlingen die helaas werd bemoedigd door het toenmalige schoolsysteem. Aan de ene kant realiseer je je dat het verhaal complexer en veelzijdiger is dan wordt verteld, maar aan de andere kant wordt er ook geen gerichte actie ondernomen om erachter te komen hoe dit verhaal dan wel in elkaar zit, waardoor men bewust onwetend blijft. We leerden opnieuw over onderwerpen zoals de slavernij en het kolonialisme, maar focusten op de handel en de Nederlandse welvaart en niet op de perspectieven van de tot slaaf gemaakten of gekoloniseerden. Natuurlijk was er af en toe een klein stukje tekst over ene J.P. Coen die massamoorden had gepleegd op de Molukse Eilanden maar we wisten dat dat nooit een belangrijk onderdeel zou uitmaken van de toets. Wat in de toets voorkwam was dat de Trans-Atlantische driehoekshandel bestond uit een ruil in textiel, ijzer en mensen. De menselijkheid van deze mensen deed er niet toe, het belangrijke was hun aanwinst aan de Nederlandse economie of de waarde van het grondgebied waar zij op leefden. Waar ik mij eerst ‘anders’ voelde, begon nu langzaam ook een gevoel van ‘insignificantie’ te komen.

‘Healing’

Er was een lange tijd waarin ik moeite had met het accepteren van mijn Surinaamse identiteit en de socio-culturele aspecten die daarbij kwamen kijken. Nu ik aan de universiteit studeer, realiseer ik me echter hoe belangrijk geschiedenis is voor het vormen van een identiteit en hoe verkeerd mijn beeld van mijn geschiedenis eigenlijk nog steeds is. De manier waarop geschiedenis wordt verteld is niet slechts een verhaal waarin één perspectief voornamelijk wordt behandeld, het is een manier waarop men de eigen identiteit, maar ook die van hun land, vormgeeft. Het verhaal dat mij als jonge enthousiaste leerling werd aangeleerd als ‘de Nederlandse geschiedenis’, was slechts een simpele opeenhoping van onvolledige en enkelzijdige perspectieven op gebeurtenissen waarin de menselijkheid en ervaringen van niet-witte identiteiten als onbelangrijk worden bestempeld. Ik ben ook Nederlander, maar in de geschiedenis die mij toen werd verteld was mijn Nederlandse identiteit onzichtbaar en insignificant. Mijn Surinaamse voorvaderen die waarschijnlijk net zoveel aan de opbouw van Nederland hebben bijgedragen als de handelaars die hen hadden verhandeld, zijn gecensureerd en verminderd tot ze enkel worden benoemd als goederen. De moorden op de Nederlandse protestanten tijdens de Tachtigjarige Oorlog zitten nog hevig in mijn hoofd geprent, maar de moorden op mijn donkere voorouders tijdens het Nederlandse kolonialisme heb ik recent zelf moeten opzoeken. De Nederlandse geschiedenis is divers en rijk aan verschillende perspectieven van niet-witte mensen van over de hele wereld. Zolang wij deze perspectieven negeren, negeren wij ook de niet-witte Nederlander en de bijdragen die hun voorvaderen aan het land hebben geleverd. Zolang wij deze mensen verminderen tot goederen en hun massamoordenaars blijven eren met standbeelden en incomplete vertellingen van hun daden, zullen zij zich ook minderwaardig voelen binnen de Nederlandse geschiedschrijving. Als deze eenzijdige, incomplete geschiedenislessen in stand wordt gehouden, zal Nederland een incompleet en eenzijdig beeld van zichzelf in stand houden, dat mensen zoals mij tekortschiet. Dat is hoe systematisch racisme door blijft leven.