Peter van Rooden en Francio Guadeloupe

– “Midden op onze levensreis vond ik mijzelf in een donker bos, het rechte pad verloren.”

–  Een omslachtige omschrijving van een mid-life crisis. Van wie is het?

–  Dante Alighieri. De eerste regel van de Divinia Comedia. Het is een van de grote religieuze metaforen. De gelovige, christen, boeddhist of moslim is onderweg. Zij is hier niet thuis, en kan van het pad afraken. We zijn pelgrims.

–  Nou, ik weet het niet. Ik moet denken aan José Casanova en Michel Foucault. Misschien gold Dante’s waarheid voor een hele kleine groep – monniken, priesters, mystici, devote leden van de adel – in een korte tussenperiode van de menselijke geschiedenis, toen kerkelijke organisaties zoals Foucault aangaf genoeg macht hadden. Zijn de meeste mensen in jouw omgeving werkelijk op weg? 

–  Hm. Nee. Ze groeien. Althans, dat proberen ze.

–  En dat is maar goed ook. De gelovige heeft een vaste bestemming, die hem is opgelegd. Wij zijn vrij, en kiezen ons eigen levensdoel. Er is veel te zeggen voor de idealen van de moderniteit. “Groeien” is, ik geef het toe, een slechte metafoor, alsof je een eigen kern, een voorgegeven identiteit hebt. Wat mensen proberen te zeggen is dat ze hun eigen leven willen vormgeven. Iedereen wil een Nietzscheaanse Übermensch zijn. Antropologen weten dat mensen de logica van hun eigen handelen niet altijd goed onder woorden kunnen brengen. Tacit knowledge, zou Karl Polanyi zeggen, is iets anders dan expliciete kennis. 

– Maar dat moderne vrijheidsideaal is toch geen tacit knowledge, maar een volstrekte illusie? Een groot deel van de mensheid heeft nog steeds, in de klassieke marxistische metafoor, alleen de vrijheid om onder een brug te slapen. En de wereldwijde bourgeoisie, waartoe wij en onze studenten behoren, is, om Weber, Adorno en Foucault kort samen te vatten, de slaaf van de cultuurindustrie en heeft de alziende blik van economie en staat geïnternaliseerd. We zijn niet meer onderweg en geven ons leven ook geen eigen vorm. We leven een neo-liberaal project: “Fachmenschen ohne Geist, Genußmenschen ohne Herz“.

–  Hoor wat je zegt: “nog steeds”. We zien alleen maar wat er in het heden verkeerd is, omdat we weten waar we naar op weg zijn. We geloven dat de menselijke vrijheid ons doel is, hopen dat de geschiedenis die verwezenlijkt, en meten daar ons heden aan af.

–  Hoor wat je zelf zegt: geloven en hopen. Ook dat zijn nog religieuze begrippen. De moderniteit berustte op de collectivisering van de religieuze metafoor van het leven als pelgrimage. We zouden de hemel op aarde brengen. Maar wie gelooft dat nu nog werkelijk? 

– Nou, Thomas Piketty. Zijn net verschenen Capital et Idéologie onderschrijft een klassiek vooruitgangsideaal. De mensheid heeft de afgelopen twee eeuwen een ongelooflijke vooruitgang geboekt in de strijd tegen de ongelijkheid, en “het is heel waarschijnlijk dat het net zo zal gaan in de toekomst”.  En dat is voor hem expliciet geen geloof, maar wetenschappelijk inzicht. Hij heeft historisch ongetwijfeld gelijk, en onderbouwt dat gelijk empirisch in 1200 pagina’s. Ik geef toe dat het een beetje vreemd leest. Of je een moderne Auguste Comte hoort of de verlichtingsfilosoof Settembrini uit de Toverberg, die ook gelijk had, maar die door Thomas Mann ironisch beschreven werd, als niet meer van de tijd. 

– Wie wel van deze tijd is: de wetenschapster/activiste die ik onlangs op een conferentie heel helder hoorde formuleren dat ze geen enkele hoop of illusie had dat het beter zou worden, maar dat dat voor haar juist een aansporing was om racisme en uitsluiting des te scherper aan te klagen. Het ging haar niet meer om politiek, maar om getuigenis. Het verlies van de hoop op betere tijden moet een verklaring zijn voor het intense moralisme van de social justice warriors