Ode aan de Javastraat
Tekst en beeld: Wineke Brans
Als ik om me heen kijk, zie ik mensen die onderweg zijn. De een gehaast, de ander traag. Ik passeer oude vrouwen die een trolley vol groente en fruit achter zich aan trekken. Ik ben benieuwd wat de pot vanavond schaft bij hun gezinnen. Als ik een gevlekte teckel in het fietsmandje van een vrouw zie zitten, moet ik glimlachen. Als kind had ik een boekje over honden die op hun baasje lijken (en andersom) en ook in de Javastraat blijkt dit het geval te zijn. Een meisje met prachtig gevlochten gitzwarte haren rent gillend en giechelend achter haar broertje aan, tot hun vader ze bijna uit het oog verliest en ze terugfluit. De man van de nachtwinkel zit, net als elke andere dag van de week, op dezelfde stoel achter hetzelfde raam te dammen. In zijn winkel lijkt het alsof de tijd stil staat. De winkelmandjes bij de ingang staan er niet omdat in de coronatijd de klanten geteld moeten worden, die staan al negen jaar op exact dezelfde plek te verstoffen. Dit laat ik mij vertellen door de man die op het eerste gezicht een tikkeltje nors lijkt maar uiterst vriendelijk blijkt te zijn.
Vriendelijkheid is allesbehalve zeldzaam op de Javastraat. Toen ik hier net kwam wonen, kocht ik voor 49 cent een gekleurde plumeau bij de Zeeman. Eenmaal bij de kassa aangekomen werd ik verwelkomd door een vrouw met een brede glimlach op haar gezicht. Met het meest platte Amsterdamse accent dat ik ooit gehoord heb, zei ze met een luide stem: ‘zoooo, iedereen is maar druk met schoonmaken dit weekend!’ Ik vertelde haar dat ik er pas was komen wonen en mijn nieuwe huisje aan het afstoffen was. ‘Oooooh, nou, leuk, welkom! Het is een heeule gezellige buurt hoar!’ En inderdaad, de vrouw van de Zeeman bleek meer dan gelijk te hebben. De Indische buurt is de allergezelligste buurt van Amsterdam. De meest uiteenlopende mensen leven naast elkaar: tegenover de protestantse kerk zit een halalsupermarkt en een stukje naast de vishandel ‘De Volendammer’ zit een Surinaamse toko. Geuren van zoete baklava uit de patisserie worden afgewisseld met de geur van pittige kruiden uit Indonesische tentjes en de aroma’s van gespieste kippen in grote ovens. In de Javastraat kan je de hele wereld ruiken én proeven. Door de Javastraat fietsen is dus ook eigenlijk net alsof je een kleine wereldreis maakt.
Het bijzondere aan de Javastraat is dat verschillende mensen niet alleen naast elkaar leven, ze leven ook mét elkaar. De vrouw van de Zeeman riep een ‘een ons kent ons gevoel’ op en later werd voor mij alleen maar bevestigd dat mensen uit de buurt zich om elkaar bekommeren: de kerk heeft een inloopuurtje voor buurthulp, bewoners hangen massaal regenboogvlaggen uit hun raam om solidariteit te laten zien aan de lgbtqi-gemeenschap en de bakker geeft elke dag een chocoladebroodje aan misschien wel de meest bijzondere man van de Javastraat, Wahid. Iedere ochtend, meestal rond een uur of elf, fietst Wahid luidkeels zingend op zijn rode fiets door de straat. Wat hij precies zingt versta ik eigenlijk nooit, maar vrolijk word ik er wel van. Soms komt hij speciaal langs mijn raam om een liedje te zingen, ik lach dan en zwaai met mijn armen. Als hij is uitgezongen, fietst de goedlachse Wahid weer verder.
Maar, Wahid en ik zijn het erover eens: niks in het leven is perfect, zo ook onze geliefde buurt niet. In de ideale wereld zou het Javaplein er net wat anders uit zien. Als Wahid later rijk wordt, huurt hij een Italiaanse architect in om het Javaplein onder handen te nemen. Ik vind dat er een hele hoge glijbaan moet komen, zodat je vanaf het hoogste gebouw van het Javaplein naar beneden kan roetsjen. Samen zijn we het erover eens dat het badhuis, dat nu een hip café is, weer een badhuis moet worden met grote baden met kruiden erin en sauna’s. Maar verder, verder is de Javastraat alles wat we ervan verlangen. Hét schoolvoorbeeld van hoe vrolijk diversiteit kan zijn en hoe verschillende mensen in harmonie naast én met elkaar wonen.