Laten we tijd nemen voor de ruimte

Hoe we samen kunnen komen wanneer onze onderlinge afstand groter wordt

Tekst: Maarten Kuchen

Het mag geen verrassing zijn welke term het jaar 2020 gedomineerd heeft: othering. Sinds de Koude Oorlog is er niet een tijd geweest, waarin het definiëren van de ander en diens wereld zo dominant in alle lagen van de globale samenleving is verweven. Van de uitbraak van een wereldwijde pandemie tot de aanloop en nasleep van de presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten: door al deze gebeurtenissen en processen loopt een moeizame ‘wij-zij verhouding’ als rode draad. De historische significantie hiervan kan nog niet bepaald worden. Wel biedt de situatie in Nederland ons een ongeëvenaarde kans: ons collectieve thuiszitten kan ervoor zorgen dat we veel dichter bij elkaar komen.

De gedeeltelijke lockdown die sinds maart door de overheid wordt opgelegd, en de maatregelen die gedurende het jaar telkens worden aangescherpt of afgezwakt, dwingen ons tot een constante evaluatie van onze eigen bubbel. Hierdoor worden we noodgedwongen bewuster van de contacten die we (fysiek) onderhouden. Kan een praatje met de buurvrouw ervoor zorgen dat we ons eigen gezin in gevaar brengen? Mag de onzichtbare dreiging van een mogelijke besmetting ons ervan weerhouden om onze vrienden en familie te zien? Hoeveel mensen kunnen we verantwoord over de vloer hebben zonder dat we hen dwingen zichzelf in gevaar te brengen? De constant verschuivende verhouding tussen de eigen kring en de buitenwereld wordt gedomineerd door een nieuw besef van ruimte, dat geen plaats laat voor voorkeursbehandelingen op basis van etnisch, sociaal of zelfs demografisch verwantschap.

 Een analyse van de besmettingen met het coronavirus leert dat er nauwelijks onderscheid te maken is op basis van bovenstaande parameters: ook welvarende en dunbevolkte gebieden worden hard getroffen. De aanwezigheid van een common denominator als het coronavirus, is een significante breuk met andere historische criteria op basis waarvan we onszelf definiëren en ruimte toe-eigenen. De veilige leefomgeving beperkt zich tot in ieder geval de privésfeer, alhoewel daar met de mate van overdracht onder kinderen en jongeren op scholen ook geen garanties bestaan, waar er controle is op de in- en uitstroom van mens en verkeer. Alle ruimte en interactie daarbuiten vormen een mogelijk risico voor die privésfeer en dienen met vooropgezet plan benaderd en per definitie zoveel mogelijk beperkt te worden. 

Dat het virus een welkome afwisseling is van de eigen subjectiviteit en ongelijkheid zou de slachtoffers tekortdoen, maar het staat wel in schril contrast met andere ontwikkelingen in de huidige tijd. De pandemie vindt immers plaats op een kookpunt van eeuwenoude en nieuw ontwikkelde discriminatie en etnische spanningen. In veel Europese landen en de Verenigde Staten vinden in 2020 demonstraties en andere manifestaties plaats, in een ultieme poging om institutioneel racisme en discriminatie, nog altijd ingebed in de hedendaagse samenleving, een halt toe te roepen. De mate van tegenreactie op deze inzet is een bevestiging van hoe betwist deze zienswijze is, en daarmee ook hoe verdeeld de samenleving nog altijd kan zijn. Gegeven is dat grote groepen mensen van kleur; queer personen; vrouwen en mensen die zich fundamenteel voor of tegen de Islam uitspreken; zich niet gelijkwaardig voelen aan hun respectievelijk ‘dominant’ narratief. 

De oorsprong en geschiedenis van deze en andere vormen en gedaanten van geïnstitutionaliseerd discrimineren en uitsluiten zijn te groot en complex om binnen dit schrijven te kunnen kaderen. Wel kunnen we stellen dat de spanningsvelden zich vrijwel uitsluitend vormen onder twee essentiële voorwaarden: interactie, en een strijd om ruimte. De strijd om ruimte is niet enkel defensief maar kan ook offensief en agressief zijn, en berust op twee totaal verschillende claims en interpretaties van dezelfde ruimte. Denk hierbij aan de wereldwijde en eeuwenlange strijd van kolonisatie en dekolonisatie, en in recente voorbeelden het debat rondom asiel en migratie. Interactie kan een gevolg zijn van het bewegen binnen en tussen de verschillende ruimtes, maar de angst voor een mogelijke, toekomstige interactie binnen de toegeëigende ruimte kan ook leiden tot conflict. Bij beide concepten, interactie en ruimte, kan men zich gedwongen voelen om stelling te nemen tegen anderen of andere ideeën.

Vooral bij interactie, soms onderhevig aan een gevoel van binnendringen in de toegeëigende ruimte, kunnen we het gevoel hebben dat we binnen de grenzen van deze interactie kleur moeten bekennen. Interactie kan hierdoor leiden tot confrontatie, wanneer we in de vaak korte tijdspanne van de interactie voelen dat we haaks staan op hetgeen we waarnemen. Het is menseigen om zintuiglijke waarnemingen begrijpelijk te maken en te vertalen naar wat we kennen; dit kan vervolgens gekoppeld worden aan kadering van de waarneming binnen wat we wel of juist niet als ‘eigen’ zien. Denk aan het gevoel wat twee homoseksuele mannen die op straat (lees: ‘ruimte’) hand in hand kan oproepen. Dit kan blijkbaar variëren van idolatie tot aan agressie. Deze totaal verschillende reacties zijn onderhevig aan verschillende interpretaties van ruimte en interactie die iemand met zich meedraagt, maar nog belangrijker: door de keuze die we maken om de waarneming in een hokje te stoppen en daarmee ons te verhouden tot wat we zien. De vraag die we onszelf zouden moeten stellen is echter: waarom voelen we ons gedwongen om ons hierover uit te spreken, en kunnen we dit niet waarnemen zonder hier een waardeoordeel aan te koppelen? 

De sleutel hiervoor ligt bij het onszelf dwingen tot het kijken naar de inhoud van hetgeen we waarnemen, en niet naar de vorm waarin dit zich manifesteert. Immers: wat we in feite zien, zijn twee mensen die in een publieke ruimte middels interactie tonen dat ze op wat voor manier dan ook verwantschap hebben. Wanneer we niet actief op zoek gaan naar die inhoud en niet verder kijken dan de vorm, zal daadwerkelijke kennisgeving en acceptatie van onze waarnemingen nooit gerealiseerd kunnen worden. Juist nu, in een tijd van ruimtelijke isolatie, hebben we de mogelijkheid om in onze veilige, eigen cocon, ervoor te zorgen dat we niet in een interactionele isolatie belanden. Juist nu kunnen we zelf de grenzen van die waarnemingen opzoeken, en onszelf confronteren met de gevoelens die ze oproepen. In plaats van te vervallen in fysieke of verbale uitingen wanneer iets onze ruimte binnendringt, hebben we nu de mogelijkheid om zelf de regie te nemen over de interactie. Initiatieven als het verwerken van een non-binair personage, gespeeld door een non-binair persoon, in de serie SpangaS; en het diversifiëren van het omroep aanbod met bijvoorbeeld Omroep Zwart zouden navolging moeten krijgen en aanzet moeten geven tot het verder verkennen van onze grenzen en onze interactie hiermee.

Enkele maanden geleden is een vriend van mij verhuisd binnen een gemeente waarin etnische en culturele diversiteit diepgeworteld is. Wanneer hij aanbelt bij zijn buurman om kennis te maken, zegt deze halverwege het gesprek: ‘Ik ben toch wel blij dat ik gewoon weer blanke, Nederlandse buren heb gekregen.’ Laten we ervoor zorgen dat de beste man, wanneer hij over een paar jaar weer nieuwe buren krijgt, baalt omdat hij ‘gewoon weer blanke, Nederlandse buren’ heeft gekregen en niet ‘gewoon een non-binair persoon met een migratieachtergrond’ omdat die een verrijking zou kunnen betekenen van zijn eigen perspectief en schat aan ervaringen.