Kloof van herkenning
Bijna thuis. Ik loop over de stoep achter vijf jongens aan. Nog een paar meter tot ik bij de deur van het trappenhuis van mijn thuis ben, de jongens lopen langzaam. Ze staan bijna stil, ze staan stil.
De ene jongen zegt iets tegen de ander, weer een ander zegt dat er even gewacht moet worden. Ik maak aanstalte om het groepje heen te lopen. Ik ben moe, klaar met de dag en echt bijna thuis.
Precies dan komen de jongens weer in beweging.
Ik zie mijn voordeur, nog een stuk of twee of drie meter. Ik twijfel of ik mijn pas zal versnellen en nog voor het groepje langs de stoep over kan steken. Het groepje loopt ondertussen schuin-achter en toch nog naast me, ze zijn traag.
Er moet een keuze gemaakt worden, mijn snelheid opvoeren naar tempootje idioot of mijn pas inhouden en naast het groepje tot stilstand komen. Ik loop een paar iets snellere stappen maar voel al snel de idioterie. Ik hou toch in. Om niet als een mafketel over te komen zit er niks anders op dan te wachten op het in slakkenpas passeren van het groepje jongens.
Ik kom naast de slinger stil te staan, een paar bonusseconden dienen zich aan en de slinger kijkt op. Met één van de jongens heb ik oogcontact, hij kijkt vanaf mijn ogen naar beneden en weer naar boven. Het oogcontact herstelt zich.
Ik zie zijn gezicht. Fris, schoon. Ik kijk naar de jongens, nog te schoon ogend om al pubers te zijn. Nuchter zwalkend over de stoep, slenterend, haasteloos, gewoon van elkaars aanwezigheid genietend, niet per se ergens naar op weg.
Petjes, joggingbroeken, een expressie van met-mij-moet-je-niet-fokken. Ik bevind me in een moment van gedwongen contact waar ik geen zin in had. Ongemakkelijk, voorzichtig: ze zullen me vast wel stom vinden. De jongen glimlacht vluchtig.
Daar sta ik, met de dubbele leeftijd van deze naar het wasmiddel van hun moeder ruikende jongens, me een klein meisje te voelen.
Ik voel heel even hoe het was zo jong te zijn. Hoe zij daar slenteren, elkaar aanstotend, lachend en duwend. Gelukkig, of misschien met problemen in het achterhoofd die in dit vriendschappelijke gezelschap nu even niet aan de orde zijn.
Ik voel me dichtbij, en weet: zij voelen zich ver weg.