Het was maar een grapje

Tekst: Stans de Jong

Beeld: Oscar Slagveer

Ik ben aan het einde van de avond beland. In een snackbar waar ik zojuist een kroket uit de muur heb gehaald, sluit ik de avond rustig af. Samen met wat andere mensen zit ik stilletjes te genieten van mijn zojuist aangeschafte snack. Tot er een groepje jongens binnenkomt. Het zijn jongens van mijn leeftijd, studenten, eigenlijk gewoon een groepje jongens zoals je overal zou kunnen tegenkomen. Voor hen is de avond nog maar net begonnen. Het lijkt erop dat deze snackbar als tussenstop fungeert. Een van de jongens heeft er overduidelijk geen zin meer in: ‘sorry, mega gay, maar ik ga zo naar huis hoor.’ De andere jongens zijn het hier niet mee eens: ‘ah homo!.’ Naast het groepje staat een man die niet gecharmeerd is van de woordkeuze van de jongens: ‘zeg kan het wat minder met dat “homo”?.’ Er wordt gelachen: ‘Ach stel je niet zo aan joh, het is toch maar een geintje.’

Ze zeggen dat in elke grap een kern van waarheid zit. Natuurlijk is dit niet altijd het geval, maar waar ligt de grens? Het neemt al snel een andere wending als je het over minderheden hebt. Dan gaan onderliggende denkbeelden namelijk een belangrijke rol spelen. Brengen zulke grappen misschien onbewuste, onderliggende gedachten naar de oppervlakte in plaats van dat het ‘maar een geintje’ is? 

Het valt me steeds meer op hoe om mij heen de woorden ‘homo’ en ​g​ay​​ als scheldwoord, als grap of gewoon als woord om iets negatiefs mee aan te duiden worden gebruikt. Hetzelfde geldt voor seksistische of racistische opmerkingen. Overal hoor je mensen grappen maken met minderheden in de hoofdrol. Vaak wordt iets als humoristisch ervaren als het op ‘het randje’ is. Er ontstaat dan een bepaalde spanning, omdat je weet dat wat je zegt eigenlijk niet kan. Door zo dicht mogelijk bij de rand de komen, krijg je een kick. En als je deze kick van iemand afneemt door te zeggen dat je de grap niet apprecieert, ben je al snel een zeikerd, een humorloos persoon en iemand die graag in de slachtofferrol kruipt. Wie wil dat nou zijn? Juist ja, niemand. Maar moet je het dan negeren en doen alsof het er niet is?

We leven in een land waar het recht op vrijheid van meningsuiting bestaat. Dat betekent dat je in principe alles mag zeggen wat je wilt. Er wordt dan ook vaak fel gereageerd als iemand een gemaakte grap of opmerking bekritiseert, want ‘een grapje moet toch kunnen en ik bedoel er heus niks mee’. Je mag dus álles zeggen, maar hier vervolgens niet vrij op reageren. 

Natuurlijk is niet iedereen op een bewuste manier minderheden aan het kleineren. Maar als iemand een grapje ‘niet zo bedoelt’, dan wil dat nog niet zeggen dat hier geen onderliggende denkbeelden aan vooraf gaan. Dit besef moet gecreëerd worden. Juist door de grapjes te negeren omdat je niet moeilijk wilt doen, worden dit soort onbewuste onderliggende denkbeelden in stand gehouden. Dus maak alle grapjes die je wilt, want inderdaad, we leven in een vrij land. Maar dat betekent ook dat hierop gereageerd mag worden. Dus kruip dan niet in die slachtofferrol als je een keer tegenspraak krijgt, zeikerd.