Dag, lieve Caïro

Tekst & Beeld: Stephany Daal

Velen schrikken als ik twee jaar geleden aankondig in m’n eentje in Caïro te gaan wonen. Ik kan dan als pedagogisch medewerker aan de slag op een school. Wat moet ik nou in zo’n verre Arabische, overwegend Islamitische stad? Ik spreek de taal immers niet en de regio staat nou niet bekend om haar vrouwvriendelijkheid. Ik wuif alle bezordge opmerkingen lachend weg. Als je altijd maar bang blijft voor het onbekende, blijft je leven wel erg klein vind ik. Zelf hou ik m’n leven liever groot.

Met haar 20 miljoen inwoners, stof, drukte en viezigheid op straat maakt Caïro geen verpletterende eerste indruk zoals een Amsterdam of Parijs. Dit wordt mij vaak te pas en te onpas verteld door zowel Egyptenaren als buitenlanders bekend met Caïro. Ook in Caïro word ik vaak gevraagd waarom ik er in hemelsnaam woon en waarom ik het rijke Brussel heb verlaten voor het arme Egypte. Tot de dag van vandaag heb ik moeite met hoe er vanuit niet-westerse culturen gekeken wordt naar Europa en andersom.

Ik leer namelijk al snel dat veel Egyptenaren dromen van het mooie Europa met haar goede gezondheidszorg en dat veel buitenlanders met een superioriteitsgevoel in Caïro wonen. Racistische opmerkingen jegens islam en Egyptenaren, maar er toch wonen omdat ze zich in Caïro een betere levensstijl kunnen permitteren dan in hun eigen land. Deze twee groepen, met hun volstrekt onterechte ideeën over elkaar, lijken elkaar alleen maar te versterken. De buitenlander die neerkijkt op de Egyptenaar met z’n barbaarse praktijken en de Egyptenaar die op zijn beurt de buitenlander aanbidt. Een vicieuze, giftige cirkel lijkt het.

Ik merk hoe dominant de westerse wereld is, hoe landen als Egypte met een minder sterk paspoort zich dan ook minder voelen en hoe ik, met al m’n reiservaringen en opgegroeid in het buitenland en al, een product ben van de westerse wereld. Dit terwijl ik juist de westerse wereld probeer te ontvluchten door naar Caïro te verhuizen. Ik probeer me aan te passen, te luisteren, vriendschappen te sluiten met Egyptenaren, maar het blijkt niet zo simpel. Ik word, ondanks m’n bruine huidskleur, gezien als een westerse buitenlander en vaak met argwaan behandeld. Ik begrijp het. Als westerling krijg ik immers beter betaald en woon ik in een betere buurt. Ik ben tegen classicisme, maar blijk er wel van te profiteren. Tegen m’n zin in, maar het salaris is toch wel erg fijn. Tegen m’n zin in, maar wat is m’n buurt toch mooi. Na twee jaar hou ik het voor gezien.

Lieve Caïro, vanuit mijn huidig woonplekje in Amsterdam, wil ik je vertellen hoe belangrijk je voor me bent geweest. Hoe veel ik van je geleerd heb. Hoe je toch als thuis hebt aangevoeld. Hoe je toch als veilige haven voor me hebt gefunctioneerd. Hoe ik toch van jouw inwoners heb gehouden. Hoe schuldig ik me voel dat ik me gemakkelijk kan vestigen in Europa, wetende dat Egyptenaren een bolwerk van papier en documenten moeten inleveren bij de Europese ambassades. Hoe ik me schaam voor mijn privileges. 

Lieve Caïro, door jou ben ik met m’n neus op de feiten gedrukt. Dankjewel hiervoor. Dag, mooie stad.