Alumna aan het woord: Esther Sarphatie
Op zoek naar de menselijke maat bij de lokale overheid
Tekst: Eva Frijns
Beeld: Levien Wierenga
De gemeente inclusiever en toegankelijker maken voor haar burgers, dat is de missie van antropologe Esther Sarphatie. Niet de procedures, maar de mensen zelf zouden centraal moeten staan in het beleid. Dat dit nu vaak niet het geval is, kwam bijvoorbeeld recentelijk naar voren in het nieuws. Een vrouw in de bijstand die boodschappen kreeg van haar moeder, kreeg hier een grote boete voor. Sarphatie probeert juist de mens en haar gemeenschap centraal te stellen bij verschillende gemeenten.
De rode draad in de loopbaan van Esther Sarphatie is het luisteren naar mensen en het creëren van een plek voor een menselijk perspectief in het bureaucratische systeem van verschillende overheidsinstellingen. De kennis en ervaring met participerend onderzoek die zij heeft opgedaan tijdens haar opleiding antropologie, past ze dan ook constant toe in haar werk. Zoals zij vertelt: ‘Eigenlijk identificeer ik mijzelf altijd als antropoloog als ik mijn werk doe. Ik participeer en reflecteer continu op de gedragingen van mijzelf en de ambtenaren om mij heen. Als antropoloog sta je met één been in een organisatie, maar ook met één been erbuiten. Dat is nodig om zowel mee te doen als te kunnen observeren en reflecteren.’ Haar missie is dan ook om van binnenuit verandering teweeg te brengen.
Niet alles wat beschimmeld is moet weg
Deze veranderingen komen niet zonder slag of stoot tot stand. Na haar studie antropologie aan de Universiteit van Amsterdam, ging Sarphatie aan de slag bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Maar al snel vroeg zij zich hier af: ‘Waar zijn de mensen?’ Volgens Sarphatie staat tegenwoordig niet meer de mens centraal bij de overheid, maar de procedures. ‘Ambtenaren krijgen een compliment als ze de procedure volgen en niet als ze naar de mensen en de menselijke maat kijken.’
Op zoek naar de mensen is Sarphatie gaan werken bij lokale overheden, dichtbij inwoners en in verschillende gemeenten, zoals Amsterdam en Hilversum maar ook op Schiermonnikoog en Ameland. Op dit moment werkt ze als projectleider bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) om gemeenten te ondersteunen bij het toegankelijker maken van de toegang tot sociale dienstverlening voor inwoners. Zoals zij vertelt: ‘Als inwoners bij gemeenten aankloppen voor hulp is het belangrijk dat zij als mens geholpen worden en niet als nummer of onderdaan.’
Sarphatie benadrukt ook dat de huidige werkwijze van de overheid, en alle procedures die hieraan verbonden zijn, niet helemaal slecht is. ‘Ik wil het oude systeem niet volledig wegschuiven, het gaat erom dat we dat wat wel werkt en bruikbaar is, nog blijven behouden. Net als de discussie als iets beschimmeld is, dan zitten er altijd nog wel onderdelen in die bruikbaar zijn of belangrijk zijn.’ Maar dat de menselijke maat uit het oog verloren is en plaats heeft gemaakt voor ingewikkelde procedures en regelgeving, probeert Sarphatie in haar missie tegen te gaan.
Antropologen maken het verschil
Een van de dingen die Sarphatie probeert te bereiken, is dat ambtenaren echt gaan luisteren naar de inwoners waar zij voor werken en hun ervaringen kunnen vertalen naar de beleidsprocessen en besluitvormingsprocedures. Zoals zij zelf vertelt: ‘Ik wil dat ambtenaren daadwerkelijk een connectie maken met inwoners, dus dat zij niet alleen mooie woorden houden, maar dat ook echt de logica van de inwoners door hen wordt gevolgd.’ Door daadwerkelijk te luisteren naar de inwoners kan een gemeente dan ook meer een onderdeel van de gemeenschap worden volgens Sarphatie.
De coronacrisis heeft het gangbaarder gemaakt dat de gemeente mensen in moeilijke situaties helpt. Sarphatie vertelt bijvoorbeeld dat tijdens de huidige coronacrisis gemeenten iPads of laptops geven aan mensen die het nodig hebben voor school of om zo makkelijker een baan te vinden. Maar vóór deze crisis was dit niet vanzelfsprekend, zoals zij verder vertelt: ‘Het zijn niet veel gemeenten die dit deden, omdat het uitzonderingen op de regel betreft en het lef vraagt van de wethouders. Dat is echt lastig. Ik hoop dat mensen nu denken “zoals het nu gaat in deze crisis, dat moeten we blijven doen”.’.
De periode waar we nu in zitten, geeft de mogelijkheid voor iets nieuws, stelt Sarphatie. ‘Wat heel vaak bij mij opkomt als antropoloog en binnen de theorieën van Van Gennep en Turner die we hebben geleerd, is het begrip liminaliteit.’ Sarphatie noemt dit ook wel ‘de tussentijd’, omdat het de tijd tussen het oude en het nieuwe aangeeft. ‘Dat is eigenlijk wat er nu gaande is. Dat vind ik ook weer een mooi voorbeeld: als je antropoloog bent en als je deze theorie kent, dan heb je houvast om zo’n tijd als nu te kunnen duiden en om daar mee om te gaan. Natuurlijk is het af en toe best een gedoe, thuiswerken en thuisonderwijs, maar het is ook fijn omdat het mogelijkheden schept voor iets nieuws. Dus deze tussentijd is nodig om het systeem aan te pakken. Zo’n gekke tussentijd, een pandemie, dat helpt.’
Sarphatie vertelt verder: ‘Ik lijk wel beetje een activiste, hè. Wat ik gewoon iedere dag probeer, is dat ik met echte verhalen probeer te overtuigen. Ook probeer ik om met enthousiasme ambtenaren te overtuigen om te blijven luisteren naar de verschillende verhalen van inwoners, om uit die comfortzone van de procedure te stappen.’ Stukje bij beetje probeert Sarphatie het verschil te maken, maar ze doet ook een oproep aan andere antropologen om zich hiervoor in te zetten: ‘Want dat kunnen we. Als antropologen zijn wij opgeleid om te luisteren naar mensen en om vragen te stellen. Wij zijn dus eigenlijk getraind om dit soort democratiseringsprocessen te begeleiden. Antropologen kunnen juist in deze tijd van verandering het verschil maken.’