Afstand bewaren

Tekst: Nina de Groot

Ik wil je even meenemen in een gedachte-experiment. Stel je voor dat je in een supermarkt loopt. Het is een supermarkt die we niet bij naam zullen noemen, maar waarvan het logo babyblauw-wit gekleurd is en de winkels al jaren de grootste supermarktketen van heel Nederland vormen. Die, ja. Stel je voor dat je daar vrolijk rondloopt, geheel conform de coronamaatregelen met een door jezelf gedesinfecteerd winkelwagentje, netjes afstand houdend van de medemens. Je hebt een goede dag, en je humeur kan zelfs niet bedorven worden door de yuppenmevrouw die in het pad met ontbijtartikelen heel lang nadenkt over welke ontbijtgranen het meest fairtrade en biologisch verantwoord zijn, en tijdens dit denkproces precies het schap met beschuit blokkeert waar jij bij moet. Maar het geeft niet, je hebt de tijd. Net zoals wij allemaal nu.

Je glimlacht beleefd naar een vriendelijk uitziende vakkenvuller, die zijn karretje met grootverpakkingen amandelmelk en kersenjam zo manoeuvreert dat jij er met je kar net langs kan. Aardig van ‘m, denk je. Met een volgeladen wagentje rol je uiteindelijk de rij bij de kassa in, en terwijl je je boodschappen op de band legt -zonder deze laatste aan te raken, natuurlijk- zie je nogmaals je assortimentskeuze van de dag voorbij komen: je bent tevreden met jezelf, een hoop gezonde producten, waarvan veel in de bonus. En dan, net als je contactloos wilt betalen om daarna zwaar bepakt maar gelukkig de winkel te verlaten, hoor je achter je een woordenwisseling ontstaan en komen opeens alle vakkenvullers uit de hele supermarkt naar de kassa’s toe rennen. Ze verdringen zich om een man in de rij naast de jouwe, en schreeuwen allemaal dingen die je niet goed kan verstaan die niet heel gezellig klinken.

Als je twee teamleiders en een beveiliger aan ziet komen rennen in je ooghoek, draai je je om om goed te kunnen zien welk schouwspel er zich achter je voltrekt. Het is een gewemel van jonge, schreeuwende jongens in babyblauwe hesjes, allemaal langer dan de man waar ze omheen staan. De man, zie je nu, is al wat ouder. In zijn ene hand houdt hij een blokje roomboter vast, in de andere een kleine portemonnee. Hij kijkt verward om zich heen, probeert een blik te vangen in de chaos van scheldend winkelpersoneel om zich heen; niemand lijkt voor rede vatbaar. Eén van de teamleiders die je aan zag komen snellen staat nu vooraan de groep en brult het hardst van iedereen. De man stamelt dat hij de politie gaat bellen, en wurmt een telefoon uit zijn broekzak. ‘Ja, bel de politie, bel je vader, bel je nicht, bel je hele stamboom’, roept een vakkenvuller die zich heldhaftig achter de rug van zijn leidinggevende verbergt. ‘Naar buiten! Lopen, dan’, roept er nog een. Je ziet dan pas dat dat dezelfde jongen is die net nog zijn vulling opzij zette zodat jij en jouw karretje erlangs konden. Alle klantvriendelijkheid is uit zijn ogen verdwenen, van het ene op het andere moment. Alsof er in zijn hoofd een knop is omgegaan.

Je staat daar, je betaalpas halverwege het luchtruim tussen je portemonnee en het pinapparaat. Je wisselt een blik met de vrouw achter je in de rij. Haar gezichtsuitdrukking komt overeen met jouw gevoel bij de situatie: complete afschuw. De oudere man wordt ondertussen professioneel door de beveiliger naar de schuifdeuren toegewerkt, met korte duwtjes in de rug die meer medelijden bevatten dan de man tot dusver gekregen heeft. Jij en de rest van het winkelend publiek kijken hem in geschokte stilte na. Als de man uit het zicht verdwenen is en de groep babyblauwe jongens lachend terug de winkel inloopt alsof ze niet net een man op leeftijd de winkel uit gepest hebben, hervatten de mensen om je heen hun gesprekken. Je hoort hier en daar verschillende mogelijke aanleidingen tot het bijna filmische scenario.

‘Hij had geen mandje’, fluistert de vrouw van de korte verstandsverhouding van zojuist tegen haar vriendin. ‘En toen pakte hij er een van een niet-gedesinfecteerde stapel, en toen begonnen ze opeens te schreeuwen.’ Je knippert een paar keer met je ogen. Wat? Is dát wat er gebeurd is? Voor zover je kon zien wilde de man slechts een pakje boter kopen, je kan je best voorstellen dat hem de verplicht-een-mandje-of-wagentje-mee-regel even ontschoten was. ‘Pardon?’ Het meisje achter de kassa kijkt je tegelijk vragend en gegeneerd aan. Of je nog even wilt afrekenen.

Oké. We stappen uit het gedachte-experiment. Misschien is het probleem dat ik centraal probeer te stellen duidelijk. Misschien niet. Je vraagt je wellicht af of dit echt gebeurd is, of dat ik slechts een punt probeer te maken met dit verhaal. Zou jij je er buitenhouden? Kom je voor de man op? Of loop je achteraf naar de servicebalie om een formele klacht in te dienen? Het is tegenwoordig lastig om grenzen te bepalen. Bij ieder mogelijk fysiek contact dringen de woorden “anderhalve meter” zich op, als een mantra waarbij jij en iedereen in Nederland nu leeft. Maar waar de grenzen van de figuurlijke afstand tussen mensen nu liggen in deze nieuwe coronasamenleving, is misschien nog wel onzekerder.